Tag archieven: performance

Hoe queer ben jij?

Leestijd: 5 minuten

Queer-zijn betekent dat je niet beantwoordt aan de vaste indeling in gender en dat je de dominante heteronorm afwijst. Zo ongeveer. Ik vraag me af: ben ik dat dan? Antwoord op die vraag begint bij een onderzoek van een aantal woorden. Gender, performance, queer-theorie.

Het wordt haar vaak aangewreven, maar Judith Butler (Amerikaans filosofe, geboren in 1956) kwam niet met die term: gender. Eerder al zagen psychiaters dat er mensen waren bij wie het biologisch geslacht niet overeenkwam met hoe ze zich voelden. En dat gender een constructie is, zit min of meer ook in de woorden van Simone de Beauvoir: Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.

Later werd het onderscheid sekse en gender uitgewerkt. Bijvoorbeeld door de Britse socioloog Ann Oakley. Dat lees ik in het boek van Linda Duits over feminisme (Dolle mythes), aanrader als je meer wilt weten van het feminisme van de tweede golf en de huidige golf. Gender is een zaak van cultuur, schreef Oakley. Het gaat over de sociale classificatie van mannelijk en vrouwelijk. En dan ook over het patriarchaat.

Butler gaat een stapje verder. Ook sekse is niet binair, net als gender. Je bent niet per se het een of het ander, vrouw of man. Hoewel het wel zo voelt, want bij je geboorte, of vaak eerder al, wordt gezegd: het is een meisje of een jongen en worden verwachtingen voor je leven en voorkeuren daaraan gekoppeld. Maar Butler zegt, niet alleen gender is een sociaal construct, ook sekse is dat. De tweedeling man-vrouw. Het is een manier om naar het lichaam te kijken.

Weerstand

Dat geeft een hoop weerstand. Want verwerp je dan de biologie helemaal? (Denk het niet, maar queer-theorie vindt dat wel minder relevant). En wat moeten we van je denken? (Tja). Genderverwarring – blijkbaar is het ontzettend belangrijk om meteen te weten wat je bent, man of vrouw – en nog erger: ‘mannen die het domein van vrouwen binnendringen, op het toilet, de sport, de gevangenis, waar dan ook’. Dat is de gedachte van een groep meestal vrouwen die terfs worden genoemd: trans-exclusionary radical feminists. Voor hen zijn trans vrouwen geen vrouwen en ze willen niet dat deze trans vrouwen dezelfde vrouwenrechten krijgen als cisvrouwen. 

Maar wat is eigenlijk een vrouw, een man, een non-binair persoon? Is dat puur afhankelijk van lichamelijke en biologische kenmerken, dat iemand in staat is om een ander te verkrachten (de gedachte van de terfs) of is er niet een ander onderscheid te maken? Mijn antwoord is duidelijk, en dat van Butler ook. Gender is voor haar niet meer dan een herhaling van performances. We doen ‘vrouw’, met nagellak, ballet, jurkjes. Daarmee houden we ook de mythe van vrouw in stand. We bevestigen met onze keuzes steeds wat het betekent om vrouw te zijn.

Het is dus een en al constructie. En alles draait om taal, zegt Butler. De wereld wordt gevormd door de manier waarop we erover spreken, met alle onderscheid in gender (hij en zij), karakter, handelingen, codes. Je moet je volgens een grote groep van mensen wel aan de normen en afspraken houden. Het lijkt erop dat die groep kleiner wordt. Er zijn meer mensen die buiten de hokjes willen treden en hun genderidentiteit gaan onderzoeken.

Bevrijding

Komen er dan meer aanhangers van de queer-theorie? Ik weet het niet. Die theorie wil in elk geval af van die vaststaande indeling, van gender en sekse als dichotomie. Ze wil de koppeling tussen genderperformance en sekse doorbreken. Als we zien dat mannelijk en vrouwelijk (vraag is of je die termen dan nog wilt gebruiken) in personen door elkaar vloeien, is alles veel vrijer. We hoeven ons dan niet te schikken naar dominante gendernormen, aldus Linda Duits.

Als ‘man’ mag je bijvoorbeeld huilen, je gezicht poederen, dameskleding dragen. Als vrouw de rekening opeisen, de deur openhouden voor een ander. Voorbeelden genoeg, maar het gaat verder. Want veel transgender personen zijn binair en helemaal niet zo queer. Ze hechten juist aan de tweedeling, en verlangen, zolang dat voor hun gevoel nog niet voldoende gerealiseerd is, deel uit te maken van de andere gender.

Hokjes mogen in het queer-zijn helemaal weg, al de etiketten die jou als persoon vastprikken op seksualiteit, gender en identiteit. Dat die labels er niet toe doen, of fluïde zijn, voelt als een bevrijding. Voor mij althans.

Ideologisch

In de filosofie past deze houding, en de queer-theorie, bij het poststructuralisme, bij Foucault en zijn concept van macht. Het dominante discours is bijvoorbeeld heteronormatief en binair. Dat je woke bent, zou kunnen betekenen dat je de machtsstructuren die Foucault benoemt, doorziet of erkent. Alleen al door dat te benoemen, heb je een stap gezet. De eerste stap naar herziening van onze aannames over gender en seksualiteit. De vraag is immers of gender en seksualiteit wel zo essentieel zijn voor personen. Man-vrouw, heteroseksueel-homo; misschien ben je nooit helemaal dit of dat.

Queer-theorie is er intussen al decennia in de academische wereld (bij vrouwenstudies of genderwetenschappen), maar, denk ik, nog steeds vrij marginaal. Het ontstond omdat de bestaande labels voor identiteit te beperkt waren. Queer is dan vooral kritiek op identiteit, geen term met een erg vaststaande betekenis. Dat is naast het vaak heel technische jargon, misschien ook het probleem van de queer-theorie. Plus alle kritiek vanuit bijvoorbeeld het Vaticaan omdat queer-theorie ideologisch zou zijn en het traditionele gezin zou ondermijnen.

Fluïde

Behalve Foucault en Butler is voor de queer-theorie nog de inbreng van Eve Kosofsky Sedgwick van belang. De Amerikaanse was gespecialiseerd in genderstudies en werd beïnvloed door het feminisme, het marxisme en het deconstructivisme (of beter het poststructuralisme). Voor haar hield queer-zijn ook in dat je specifieke performatieve acties onderneemt, of, met andere woorden, dat je het laat zien.

Queer wordt, misschien ten onrechte, vaak als aanduiding gebruikt voor homoseksuelen. Of voor seksuele identiteiten die ‘cultureel gemarginaliseerd’ zijn. Dat kan er op duiden dat zo’n woord inderdaad leeft, dat het wordt opgeëist en dat de betekenis verschuift. Hoe dan ook, queer is, zo kun je wel stellen, alles wat tegen de dominante norm ingaat. Een anti-label zoals Naomie Pieter dat in een artikel van Manju Reijmer bij OneWorld zegt.

Dan kan het betrekking hebben op mensen, maar ook op films of boeken. Die films en boeken, zoals ‘Detransitie, baby’ van Torrey Peters bijvoorbeeld zijn nu misschien queer, maar blijft dat zo? De dominante norm is over een paar decennia ook weer anders.

Waar het om identiteit gaat, wordt steeds vaker de term ‘gender queer’ gebruikt. Dat zou je kunnen vertalen als: onverschillig tegenover gender, of fluïde. Ik omarm het graag, maar of ik helemaal onverschillig of fluïde ben, weet ik eigenlijk niet.

Laat je meevoeren in TRÆNS

Leestijd: 2 minutenTwee mensen, een vrouw en een man. Ze lijken erg op elkaar. Beiden dragen alleen een zwarte slip en zwarte hakken, 12 centimeter hoog. Hun haar zit identiek en hun lichaamsbeharing is nul. Dat is wat de toeschouwer van TRÆNS ziet. Kijk je naar een dansvoorstelling of een performance?

Dans of performance, dat zijn allemaal hokjes, vindt Igor Vrebac, die zichzelf ook niet als choreograaf benoemt of als regisseur, maar vooral als maker. Maker bij De Nieuwe Oost, een productiehuis in Arnhem voor theatermakers, choreografen, schrijvers en muzikanten die ‘groot durven dromen’. Een onbegrensd productiehuis waar hokjes er niet toe doen.

“Ik noem het fysiek theater”, zegt Vrebac. “Vergeet dat maar, want het is ook een hokje.” Je ziet een voorstelling waarbij de twee spelers een uur lang als derwisjen om elkaar heen draaien, steeds contact zoekend met het publiek. Het publiek is daarmee eigenlijk medespeler, medeplichtig haast. Niet iedereen waardeert dat blijkbaar, want halverwege lopen twee mensen de zaal uit. “Ik ben daar alleen maar blij om”, reageert Vrebac later. “Heerlijk! Dat is dus blijkbaar niet mijn publiek.”

Poster: Igor Vrebac en Menno van der Meulen

TRÆNS, de titel van het stuk, verwijst niet alleen naar genderoverschrijding, maar ook naar ‘trance’. In trance, de toestand waarbij je bijvoorbeeld door meditatie of bewegingsherhaling op een ander bewustzijnsniveau komt. Laat je meevoeren, meezuigen, aanraken. Dat is dan de opdracht. De cirkelpatronen van de twee spelers, inderdaad geïnspireerd op de derwisjdans, en de repetitieve muziek van componist Tonny Nobel helpen daarbij. Het vergt uithoudingsvermogen, een uur lang op die hoge hakken. In ieder geval voor de spelers. Voor de toeschouwers lijkt tijd tijdens de voorstelling een andere dimensie te krijgen.

“Overgave”, typeert een bezoeker het achteraf. En, “wanhoop”, voelde ze. Of “een verwijzing naar de levenscyclus.” Vrebac had dit niet speciaal voor ogen. Hij wilde vooral ‘zo min mogelijk’, want, zegt hij: “Hoe minder je overhoudt, hoe meer je communiceert.” Hij omschrijft het als een hypnotiserend en sexy ritueel, waarin, aldus het persbericht, het feminiene en masculiene wordt blootgelegd en het aardse ontstegen.

Mooie woorden, maar een thematisering van gender is TRÆNS zeker. Vrebac, die eerder de voorstelling ‘Macho Macho’ maakte over mannelijkheidscliché’s, zegt tijdens een nagesprek ook wel iets over wat hij bij het publiek wil oproepen: vragen en bevreemding. Want, “zoals bij de mannelijke speler de hakken bevreemdend werken, is dat van de vrouwelijke speler het topless-zijn.”

Julius Thissen, maker van videoperformances, vindt het mooi hoe Vrebac dan een soort van tussenlichamen neerzet. Hij thematiseert in zijn video’s zelf ook gender en stereotypen en voorafgaand aan de voorstelling is een videoperformance van Thissen te zien. “Ik ben wel blij dat TRÆNS zich niet zo expliciet uitspreekt over gender”, zegt hij. “Zo’n voorstelling heeft dan niet alleen betekenis voor transpersonen. Iedereen heeft in het leven toch te maken met verwachtingspatronen van man- en vrouwzijn.”

TRÆNS is in 2018 nog zeker acht keer te zien, soms in een verkorte versie. Voor meer informatie en speellijst, zie hier.

Deze bespreking is aangeboden aan Dans Magazine.