Ruim vier maanden lang was Ulrich in mijn leven. Hij observeerde, dacht en sprak. Urenlang, zo leek het, dagenlang. Handelen was bijzaak. Ulrich was eerder de man van niet-handelen. Geregeld vroeg ik me af wat hij nu precies miste: de Man zonder Eigenschappen, zoals Robert Musil hem had genoemd. Is het dit: dat hij niet kiest en zich nergens aansluit behalve als hij er echt niet onderuit kan? Dat hij zich nergens wil vastleggen en dat hij tot geen enkel kamp of ideologie wil behoren?
Ergens had ik gelezen dat je het boek van Musil – in de vertaling van Ingeborg Lesener telt het boek bijna 1400 bladzijden – kunt zien als een berg. Ik was net begonnen en leerde Ulrich, zijn vrienden en zijn Weense omgeving uit 1913, kennen. Het zal je moeite kosten om die berg te beklimmen, was de waarschuwing. Elke pagina staat vol filosofie, beschouwing en ethiek. Morele overwegingen. Maar sta je op de top, dan heb je een prachtig uitzicht.
Ik denk niet dat dit een goede omschrijving is van mijn leeservaring. Het was soms zwaar klimmen. En nu ik op de top sta, is het landschap beneveld. Wat heb ik eigenlijk gelezen? Ik moet misschien weer afdalen. Dit blog is een poging daartoe.
Geconcentreerde afzijdigheid
Volgens schrijfster Margriet de Moor is het boek ingedeeld in stemmingen, als een muziekstuk. Het eerste deel waar je Ulrich leert kennen, de man die de domheid op afstand wil houden (domheid is volgens Musil ook de ware ziekte in de wereld), is vrolijk. Het tweede deel, waarin gesproken wordt over de zogenaamde parallelactie, is ironisch. En het derde deel, waar Agathe, de zuster van Ulrich op het toneel komt, is ernstig.
Ulrichs vader die vindt dat zijn zoon eindelijk maar eens iets nuttigs moet gaan doen, maakt hem lid van de parallelactie. Daarin gaat het om de organisatie van de viering van het zeventigjarige regeringsjubileum van keizer Frans Joseph I, keizer van Oostenrijk-Hongarije (Kakanië in het boek). Grootse plannen en ideeën, want deze gebeurtenis moet, vanzelfsprekend, groter worden dan het dertigjarig jubileum van de Duitse keizer. Beide jubilea zijn gepland voor 1918, het jaar waarin zoals later blijkt beide monarchieën ineen storten. Pure satire, want het is een tot mislukken gedoemde poging om iets groots te doen in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Als een laatste stuiptrekking in een land dat al in ontbinding is. Musil schetst de nog heel gemütliche, maar misschien ook wel unheimische sfeer aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.
Acteur Franz Tscherne in de rol van Ulrich
Het boek wordt bevolkt door curieuze personages die allemaal op een of andere manier met Ulrich contrasteren. Zijn ambitieuze nicht Diotima, de neurotische, met Nietzsche dwepende Clarisse, de Pruisische industrieel Arnheim, de brave generaal Stumm, vrouwenmoordenaar Moosbrugger, en zijn jeugdvriend, de mislukte pianist Walter. Clarisse blijft Walter als een genie zien omdat ze altijd met een genie getrouwd had willen zijn. Walter moet tegenwoordig niets meer van Ulrich hebben, hij begrijpt niets van hem. Zuster Agathe ten slotte, innig met Ulrich verbonden, verschijnt pas na ongeveer 1000 pagina’s.
Zoals De Moor zegt, het is geen psychologisch boek: de personages gedragen zich geheimzinnig en krankzinnig, maar zo zijn ze. Zij hebben ieder de eigenschappen die Ulrich ontbeert. Arnheim bijvoorbeeld, hij weet voor alles een oplossing. Hij kan heel veel, heeft erg veel nuttige eigenschappen, maar hij heeft eigenlijk geen karakter. Hij is de man van de realiteit, terwijl voor Ulrich mogelijkheid telt. Want, zoals Musil zegt, iemand met gevoel voor realiteit knabbelt een beetje aan de rand van het leven zonder daarin een lijn te zien. Dat zou kunnen betekenen dat Ulrich die lijn wel ziet.
Ulrich is in elk geval ook zoekende, want hij weet niet wat hij wil en hij weet niet wat een goed leven is en hoe je dat moet leiden. Het boek gaat eigenlijk over hoe je zou moeten leven, maar zoals Marc van Oostendorp in zijn blog suggereert, vooral over de onmogelijkheid om dat te weten of daar al te strenge uitspraken over te doen.
Dat geldt zowel de buitenwereld, Kakanië in 1913 en de parallelactie, als wat je de binnenwereld kunt noemen, de incestueuze relatie van Ulrich met zus Agathe. Ook daarin bevestigt Ulrich wie hij is. Volgens Musil ontleent elk mens eigenschappen aan zijn beroep, zijn natie, zijn sociale klasse, zijn geslacht, zijn privé-leven, zijn bewustzijn en zijn onderbewustzijn. Ulrich ontkent of ontloopt dat soort categorieën. Zelfs in zijn privé-leven.
Musil heeft veel van zichzelf in Ulrich gelegd. Musils echtgenote Martha staat bijvoorbeeld model voor Agathe. Misschien is het boek voor Musil dan ook een zoektocht naar zichzelf. Een enorm project dat uiteindelijk niet voltooid wordt, want toen Musil in 1942 overleed, moest er nog een deel komen. Maar via het boek zegt hij enorm veel over de mens. In zijn ogen laat die zich meeslepen door zijn functionaliteit in het geheel en de taken die hij op zich genomen heeft. Dat bepaalt zijn maatschappelijke positie in de moderne wereld.
Dat geldt niet voor Ulrich. Hij laat zich niet meeslepen, maar staat in de wereld met ‘een houding van geconcentreerde afzijdigheid’ (Ronald Havenaar in een recensie uit 2004 in NRC). ‘Als men niet de kracht heeft iets anders te zijn dan wat men doet’, schrijft Musil, ‘is men geen mens meer.’ In de moderne wereld – in het boek is dat het Wenen van 1913 – hebben mensen de greep op hun bestaan verloren, ze weten niet meer weten wie ze zijn. Ulrich is zichzelf, een voorbeeldige man zonder eigenschappen volgens Havenaar. Geen eigenschappen, maar wel karakter.