Een leuk experiment nadat ik vanmorgen luisterde naar een podcast over John Rawls van het Centre Erasme. Ik vroeg Chat GPT een essay te schrijven over hem, over Hannah Arendt, en over hun visie op sociale rechtvaardigheid.
Chat GPT is de nieuwste hype. Artificial intelligence. Je kunt allerlei dingen vragen: geef een vegan recept voor paella, schrijf een sonnet over eenzaamheid, maak een tweet over mijn zumbales of geef een recensie over het boek van Nino Haratischwili dat ik nu lees. Dat krijg je dan, maar bij die laatste gaat Chat GPT (m/v/x) de mist in. Het boek is blijkbaar te recent; van na 2021 weet hen niets.
Mijn vraag was: kun je een essay schrijven over Rawls en Arendt en hun ideeën over sociale rechtvaardigheid?
De podcast van het Centre Erasme ging alleen over Rawls (1921 – 2002). Dat is gebruikelijk in de drie kwartier die deze podcast duurt. Een deskundige bespreekt steeds één filosoof. Dat was in dit geval hoogleraar in Antwerpen Patrick Loobuyck. Verder hoor je presentatoren en vragenstellers Allard en Judith en steeds aan het einde ook een lied van Charles Aznavour.
De Amerikaanse filosoof John Rawls werd beroemd met zijn idee van de sluier van onwetendheid. Wil je een ideale, rechtvaardige samenleving inrichten, dan moet je daarbij vergeten wie je zelf bent in die maatschappij. Alleen dan kun je zonder twijfel bijvoorbeeld besluiten dat er gelijkheid tussen genders moet zijn, vrijheid van godsdienst of garanties voor de armen tegenover de rijken. Besef je immers dat je man bent, katholiek, rijk en zo meer, privileges, dan zul je mogelijk andere beslissingen nemen over de inrichting van een rechtvaardige samenleving dan dat je niet weet aan welke kan je staat. Een prachtig idee!
Chat GPT maakt er een wat saai verhaal van. Ik haal er een paar dingen uit. “Sociale rechtvaardigheid is een veelbesproken onderwerp in de filosofie, en twee van de meest invloedrijke denkers op dit gebied zijn John Rawls en Hannah Arendt.” Duh. “Ze delen een gemeenschappelijke visie op het belang van individuele vrijheid en de noodzaak van een rechtvaardige samenleving.” Oké, dat is mooi.
Ik ga nu een beetje redigeren. Rawls stelt dat de beste manier om sociale rechtvaardigheid te bereiken is door middel van ‘een veilige ruimte achter de onwetendheid’ (zo kun je die sluier omschrijven). Dit betekent, aldus Chat GPT, dat individuen moeten beslissen over de grondbeginselen van een rechtvaardige samenleving zonder te weten welke positie ze in die samenleving zullen innemen. Op deze manier, stelt Rawls, zullen mensen ervoor kiezen om de meest rechtvaardige beginselen te kiezen, omdat ze niet beïnvloed zullen worden door hun eigen belangen.
Arendt (1906 – 1975), daarentegen, benadrukt het belang van actief burgerschap en politieke deelname voor sociale rechtvaardigheid. Individuen moeten verantwoordelijkheid nemen voor het creëren van een rechtvaardige samenleving.
Chat GPT concludeert dan dat beide filosofen waardevolle inzichten in de complexe problematiek van sociale rechtvaardigheid bieden. Ze tonen aan dat een rechtvaardige samenleving een voortdurende inspanning is. Ik vraag me af of ze wisten van elkaar. Rawls’ boek over die sluier kwam begin jaren 70, misschien te laat voor Arendt.
Nog een paar gedachten over sociale rechtvaardigheid in tijden van oorlog. Die sociale rechtvaardigheid is dan vaak ver te zoeken, met schendingen van mensenrechten, zoals discriminatie, detentie zonder proces en andere vormen van willekeurig geweld. Misschien is een oorlog soms inderdaad een noodzakelijk kwaad om een groter doel te bereiken, zoals de bescherming van die mensenrechten of het handhaven van de internationale rechtvaardigheid. Maar het is uitermate complex.
En wat gebeurt erna, na de sociale impact en al het humanitaire leed? Hoe kun je sociale rechtvaardigheid na een oorlog herstellen? Het zou iets zijn als de oorlog in Oekraïne dit jaar ten einde komt en Rawls’ sluier wordt gehanteerd. Hoe hypothetisch is die droom?
Extra: Vraag aan GPT chat waarin Afrikaanse filosofie zich onderscheidt
Afrikaanse filosofie onderscheidt zich op verschillende manieren van andere filosofische tradities. Hieronder staan enkele kenmerken van Afrikaanse filosofie:
Gemeenschapsgericht: Afrikaanse filosofie is gericht op het welzijn van de gemeenschap en bekijkt individuele belangen en aspiraties in het licht van de grotere groep.
Spirituele verbondenheid: Afrikaanse filosofie benadrukt de spirituele verbondenheid tussen mensen en hun omgeving, en hoe deze verbondenheid bepalend is voor persoonlijk welzijn en sociale rechtvaardigheid.
Respect voor traditie: Afrikaanse filosofie geeft waardering aan de traditionele kennis en waarden van de cultuur, en hoe deze kunnen worden gebruikt om problemen in de moderne samenleving op te lossen.
Holistische benadering: Afrikaanse filosofie bekijkt de wereld en de mens als onlosmakelijk verbonden, en hoe handelingen op een bepaald gebied invloed kunnen hebben op andere aspecten van het leven.
Bepalend voor de praktijk: Afrikaanse filosofie is minder abstract en meer praktijkgericht dan veel andere filosofische tradities, en richt zich op de uitdagingen en mogelijke oplossingen van het dagelijks leven.
Deze kenmerken geven aan hoe Afrikaanse filosofie zich onderscheidt van andere filosofische tradities en hoe ze bijdraagt aan een uniek begrip van de wereld en de menselijke ervaring.
We oordelen elkaar dood. De hele dag door. We beoordelen vaak op basis van niets. Want oordeelloosheid in onze mondige maatschappij kan echt niet. Stel je voor dat je moet zeggen: ik weet het niet. Gezichtsverlies! Een lege blik als ze je vragen: wat vind jij? Kleurloos! Maar wat zegt een oordeel eigenlijk?
Als ik turf wat ik allemaal like in een maand op sociale media, dan verbaas ik mezelf. Vage kennissen met een nieuwe baan, een uitgesproken mening over De Luizenmoeder, enthousiasme over een documentaire van Sunny Bergman, hugs van de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern, het verdriet van een familielid, een gedicht van onze stadsdichter over het museum, onrecht dat Amnesty International tegen een Filippijnse advocaat constateert, een foto van de Women’s March, oproepen van klimaatspijbelaars of een hallucinerend mooi optreden van Fatma Said. Fijn, mooi, fantastisch!
Het gemakkelijkste oordeel van nu is zo’n like, een hartje of een traantje, een duimpje omhoog of omlaag. Maar wat zegt het? Soms raakt iets me echt, maar soms betekent het niet meer dan dat ik het opgemerkt heb. Je bent gezien! Ik weet dat je er bent! Ik treur met je mee! Ik heb je lief maar dat durf ik niet te zeggen. En daarom stuur ik je een duimpje. Want ik vind je mislukte foto best leuk. Geloof ik. Of nou ja, ik vind het leuk dat je een mislukte foto post.
I judge, therefore I am. Als variant
op Descartes. Op internet kom je echter tal van tips tegen: hoe te stoppen met
oordelen over anderen. Spinoza waarschuwde voor te snelle oordelen. Je oordeel
is immers bijna altijd gebaseerd op gebrekkige informatie. Je wordt
bijvoorbeeld boos omdat je beste vriendin je laat wachten. Ze is al een uur te laat
voor je afspraak. Ze reageert zelfs niet op je appjes. Had je geweten dat ze
niet kon omdat ze iemand van de verdrinkingsdood probeerde te redden, dan had
je je boosheid kunnen inslikken. Wat weet je over de ander? Een slordige look,
open sandalen, foute kleren, dik of dronken. Je hebt mensen al ingedeeld na
twee seconden.
Oordelen is gemakkelijk, maar het maakt het leven van de
ander soms heel erg moeilijk. De comingout van een transgender persoon, de
puber die zichzelf zo lelijk vindt en uren in de badkamer aarzelt en moed
verzamelt om de wereld tegemoet te treden, of de faalangst van mensen die het
podium opstappen. ‘We concurreren met onszelf’, zegt Paul Verhaeghe, psychoanalyticus
en hoogleraar in Gent. Hij komt later in dit artikel terug. Voorlopig alleen
dit: minder snel of niet oordelen maakt het leven niet alleen voor jezelf
prettiger, maar ook voor anderen.
Gun anderen ‘hun
reis’
Op sochicken.nl (een website van Jelle Hermus uit Delft) lees
ik dat mensen vooral oordelen omdat ze zelf onzeker zijn. Dat zou kunnen, het
is in elk geval een geruststelling, maar juist die snelle oordelers maken me
bang. Wat vinden ze van mij?
En waarom oordelen zij zo snel? Door te oordelen, schrijft Hermus, voel je je even iets beter over jezelf. Enerzijds door af te kraken (want zelf ben je vast beter, jij weet bovendien wat de wereld nodig heeft en welke kant we uit moeten) en anderzijds door te juichen (je hebt smaak en je deelt mee in het succesje van een ander). Oordelen helpt overzicht te krijgen, maar het belemmert je ook, en maakt je deels blind. Je hoeft niet meer verder te kijken. Het maakt je ook saai, vindt Hermus, want ‘je trekt al je ervaringen door een filter in je hoofd van hoe de wereld zou moeten zijn.’ Je kruipt in je bubbel, sluit je af voor groei en ontwikkeling en alles blijft hetzelfde, je leven wordt kleurloos.
Geen mening hebben geeft niet, voert hij aan. Je kunt de
wereld zien zonder direct te bedenken wat je ervan vindt. Wel fijn, maar best lastig,
want je mening wordt vaak gevraagd. Ik sta versteld van straatinterviews
waarbij mensen meteen een oordeel hebben op wat hen maar wordt voorgelegd. Ik
zou mijn schouders ophalen en doorlopen, maar daarmee kom je niet weg.
Dat mensen van jou willen weten hoe jij erover denkt, komt
volgens sochicken.nl vaak omdat ze het zelf niet weten of er dan niet over na
hoeven te denken. Maar niet oordelen geeft kalmte, acceptatie en tevredenheid,
en je gunt anderen ‘hun reis’. Aldus opnieuw sochicken.nl.
Gedachteloos doen wat
ze je zeggen
Oordelen krijgt bij filosoof Hannah Arendt (in navolging van Kant) een hele andere behandeling. Ze schreef eerder over handelen, en vervolgens over denken, willen en inderdaad oordelen in The life of Mind. Hoewel dat laatste boek uiteindelijk alleen in schetsen bestond. Ze pleit er dan voor dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen, hun politieke verantwoordelijkheid als burger. Kleurloosheid is voor haar juist de burger die zich daarvoor afsluit. Maar ze stelt wel eisen aan het oordelen. En aan het denken dat daaraan voorafgaat. Gedachteloosheid is kwalijk, het onvermogen tot oordelen. Zoals Eichmann in de Tweede Wereldoorlog de ambtenaar was die gedachteloos deed wat hem werd opgedragen.
Oordelen is de voor Arendt de brug van denken naar doen. Ze spreekt
over een oordeelsplicht en ze veroordeelt de tendens in de maatschappij van
haar tijd om niet te denken en niet te oordelen. Ze zou zeker ook niet te
spreken zijn over de al te lichtvaardige oordelen die sociale media en
maatschappelijke bubbels veroorzaken. Daar ligt ook gedachteloosheid onder.
Oordelen is voor Arendt het vermogen om het algemene en het
particuliere met elkaar te verbinden. Het vraagt reflectie op de vraag of een
gevoel van behagen of onbehagen, het vraagt verruiming van onze geest,
verplaatsing in een ander en dat we onze particuliere omstandigheden buiten
beschouwing laten. Pas dan is een oordeel geen vooroordeel meer. Je moet er dus
wel wat voor doen om tot een oordeel te komen. Niet iets wat je kunt door
gedachteloos langs de posts op je tijdlijn scrollen.
De tips van sochicken maken je lui en misschien juist wel
saai. Ze passen bij de oppervlakkigheid van vele posts op sociale media. Maar wat
is erger: de saaiheid van degene die nooit oordeelt of de saaiheid van degene
die dat wel doet? Als je het maar goed doet. Uiteindelijk zijn de adviezen op
sochicken om niet te oordelen eigenlijk net zo goed oordelen. Er is dan sprake
van een soort van catch-22.
Nog iets over referenda, want de oordeelsvorming is voor zo’n volksraadpleging vaak problematisch. Vorige week las ik dat een Zwitserse rechter een referendumuitslag ongeldig heeft verklaard omdat de kiezers slecht geïnformeerd waren. Weinig informatie, maar ik denk dat het vaak ook slechte informatie is, want de ‘informanten’ hebben belangen. En politici zijn zeker niet de meest betrouwbare informanten. Ik denk aan het referendum over de Brexit, aan het referendum over de Europese relatie met Oekraïne en misschien wel het oer-voorbeeld, de Atheense burgers die Socrates tot de gifbeker veroordeelden. Ik geloof niet dat referenda in alle gevallen een goed democratisch middel zijn.
Ik ben de ander
Terug naar Paul Verhaeghe. Ik weet niet of ik hem ergens
tussen beide uitersten in kan plaatsen. Het advies om niet te oordelen en de
oproep om dat juist wel te doen. Hij heeft het over het goede leven en komt dan
ook bij Aristoteles, de man van het juiste midden. Niet teveel en niet te
weinig.
Maar het mooiste in zijn boek vind ik de constatering dat
onze identiteit grotendeels wordt ingevuld door de ander. De interacties tussen
mij en de anderen maken mij tot wie ik ben, schrijft hij. ‘Onze zelfkennis en
het zelf zélf, onze identiteit’ zijn het product van die interacties. Het zijn
de verwachtingen van anderen en eigenlijk ook weer het idee dat ik heb van de
verwachtingen van anderen die mij bepalen. Ik verhoud me daartoe, want ik
identificeer me ermee of ik zet me ertegen af. “Ik ben de ander”, citeert
Verhaeghe Rimbaud.
“Onze identiteit is een huis met vele kamers waarvan we er een
aantal nauwelijks kennen”, schrijft Verhaeghe. Ik weet niet of deze zin in dit
essay past, maar het is erg mooi geformuleerd. Net als zijn beschrijving van
het toneelstuk Rhinocéros (waarbij
mensen in neushoorns veranderen en dat proberen tegen te houden tot de
meerderheid neushoorn is en iedereen er naar verlangt om neushoorn te worden)
en de film Invasion of the Body Snatchers.
In die film worden de geesten van de mensen in het dorp geleidelijk overgenomen
of de lichamen worden ingenomen. Oordeel zelf of dit past in een essay over het
actuele oordelen in onze oordeelmaatschappij.
Concurreren met
jezelf
Wat zeker past is de constatering dat we tegenwoordig alles
beoordelen. Je kunt zelf beoordelen of de panty’s van de Hema lekker zitten, of
het nieuwe boek van Buwalda zoveel sterren verdient en of de Airbnb-verhuurder
het huis op orde heeft. Oordelen die blijkbaar zeer worden gewaardeerd, maar
vooral aan moeten zetten tot consumptie. Dit oordelen, of misschien beter:
beoordelen, is echt alleen daarvoor bedoeld, om anderen te bewegen. Aanbieders
van producten en diensten stellen mijn waardering zeer op prijs omdat anderen dan
eerder geneigd zijn in de kwaliteit van hun producten en diensten te
geloven.
Wil je een nieuwe auto, zoek je een app voor
wijnbeoordeling, vraag je je af naar welke kapper je het beste kunt gaan, dan
kun kijk je naar beoordelingen op internet. Zelfs mensen worden daar
beoordeeld, en het cijfer dat je krijgt, kan bepalend zijn voor je toegang tot
een huurauto of een appartement. Een aanbieder van producten of diensten wil
wel een beetje een betrouwbare klant, geen wanbetaler of sloddervos.
Hoever zal dat gaan? Want straks val je in een duurdere
verzekeringsklasse omdat je sportieve resultaten onder de maat zijn. Je kunt
niet op reis naar Amerika omdat je als een risico wordt beschouwd. Onze
oordeelmaatschappij kijkt niet naar wie jij bent, maar naar de scores die je
laat zien. Je krijgt korting met een hogere rating en het leven (nou ja, de
verkoop van je producten en diensten) wordt wel erg lastig als je te laag
scoort..
Er is dan steeds die dreiging. Wat als ik niet aan de
verwachtingen voldoe, waar blijf ik? Kotst de buurt me uit, moet ik weg bij de
club, kom ik alleen te staan, gaat de klas me pesten, kom ik ooit in de hemel?
Ben ik zelf de oorzaak? Nee, zegt Verhaeghe, nooit. Het is de ander. En wanneer
wordt die onterechte schuld en de schaamte voor al je zogenaamde
onvolkomenheden in de ogen van de ander stress? “Het nieuwe mensbeeld is dat
van perfectie”, vertelde Verhaeghe NRC. Waar we vroeger met anderen
concurreerden, doen we dat nu met onszelf. “Het is uitputtend. Van je eigen
schaduw kun je niet winnen.”
Alles is een te beoordelen prestatie, zelfs je vakantie. Gevolg
is dat het erg moeilijk wordt om anderen toe te laten, denkt Verhaeghe. “Intimiteit”,
(zo heet het boek van Verhaeghe) “wordt zeer moeilijk als elk ander een
potentiële rechter is.”
Zijn oplossing is niet zozeer het oordelen te laten vallen en je oren dicht te stoppen, maar je zelfkennis te vergroten. Een gebrekkige zelfkennis maakt je gevoelig voor oordelen van anderen, maar ken je jezelf, dan kun je je daartegen wapenen. Die zelfkennis verkrijg je niet zozeer door rationeel te werk te gaan, re-search -maar vooral ook emotioneel, en bij jezelf – me-search. Aldus Verhaeghe. Wat zegt je lichaam? Een betere relatie met je lichaam, niet gebaseerd op schaamte of de overtuiging dat we niet mooi of gezond genoeg zijn, helpt je om je beter te voelen. En, stelt Verhaeghe, een betere relatie met jezelf is voorwaarde voor een betere relatie met anderen.