Over de mis, stijlgeschiedenis en componisten
Mis
‘Ite, missa est'. Met die woorden stuurde de priester vroeger bij het einde van een Latijnse dienst de gemeenschap weg. In de vertaling betekent dit zoiets als: ‘Gaat, dit is de wegzending. Het is afgelopen voor vandaag.' Daar zou de benaming ‘mis' voor een religieuze plechtigheid vandaan komen. Mogelijk was dat ergens in de Renaissance.
De mis heeft sindsdien al eeuwenlang onderdelen met vaste teksten. Kyrie Eleison (Heer, ontferm u over ons), Gloria in excelsis Deo (eer aan God in de hoge), Credo (ik geloof), Sanctus (heilig) en Agnus Dei (Lam Gods). Naast de gewone plechtigheid ( ordinarium missae in het Latijn) zijn er ook andere vormen, met andere onderdelen. Bijvoorbeeld de proprium missae , met bijvoorbeeld een introitus, graduale, alleluia of tractus, sequentia, offertorium en communio. Behalve in een Rooms-Katholieke traditie werden er later ook in de Anglicaanse en Lutherse gemeenschap missen gecomponeerd. De opzet was vaak dezelfde, maar in onderdelen waren er verschillen.
Sinds Luthers' publicatie van een Deutsche Messe in 1526 is deze vorm bepalend voor de Duits-protestantse dienst. Luther volgde ook de grote lijn van de Roomse mis, maar met name voor minder getrainde koren verving hij sommige elementen met Duitse koralen. Het ging er toch om dat mensen ‘het Woord' konden horen.
De samenstelling van misonderdelen was voor componisten overigens niet meer dan een suggestie. Bach (en ook andere Lutheranen) componeerde bijvoorbeeld missen die alleen een Kyrie en een Gloria hadden, een Missa Brevis (of korte mis). De zogenaamde Missa Solemnis (plechtige mis) was langer.
Veel missen, vooral de recentere, zijn niet bedoeld om uitgevoerd te worden tijdens een religieuze viering. Het zijn composities waarin de componist wordt geïnspireerd door de gevoelens die de religieuze teksten kunnen oproepen. Zoals devotie, verering, vreugde, verdriet en overgave.
Het programma van het concert vandaag is samengesteld uit de opeenvolgende delen van de Lutherse mis. Door de jaren heen zijn er ontwikkelingen in stijl en compositie die we willen laten horen. Opvallend is dan dat de latere delen, gecomponeerd in de 20 e eeuw, in het Duits worden gezongen, bijvoorbeeld Aus der Tiefe (De Profundis).
Stijlgeschiedenis
Een muzikale stijlgeschiedenis begint vanzelfsprekend nog voor de Barok (1600–1750). Want in de Middeleeuwen en de Renaissance (1400–1600) is er veel ontwikkeling van de muziek. Bijvoorbeeld in de Ars Antigua en de Ars Nova, waarbij steeds meer instrumenten worden gebruikt. In de Renaissance ontstaan scholen en stijlen, zoals de Franco-Vlaamse school met mensen zoals Johannes Ockegem en Josquin de Prez. En de 16 e eeuw is de bloeitijd van de polyfonie (meerstemmigheid). Palestrina en Orlando di Lasso worden beschouwd als grootmeesters van de kerkmuziek van die tijd. Ook Thomas Tallis, John Dowland en JP Sweelinck horen bij deze periode.
Dan begint langzamerhand de vernieuwing waar we op inhaken; met Heinrich Schütz en met Johann Sebastian Bach. De tijd van de Barok. De muziek van die tijd wordt, aldus Wouter Steffelaar in zijn Muzikale Stijlgeschiedenis, ‘theatraler van aard, grootser van opzet en dramatischer van expressie'. Componisten van die tijd gebruiken muziek in de eerste plaats ‘om gevoelens, hartstochten en gemoedstoestanden zo treffend mogelijk weer te geven.' De nadruk ligt meer op een dynamische en dramatische expressie.
Bovendien ontstaat de cantate: een muzikale vorm met koorzang, solisten en orkest. Die vorm wordt onder meer gebruikt in de Lutherse kerk, door Schütz, Buxtehude, Telemann en Bach. Daar beginnen we onze stijlgeschiedenis van de mis.
Een overzicht van stijlperioden zou er als volgt uit kunnen zien:
Barok (1600 – 1750: Schütz, Bach en Telemann)
Klassieke periode (1775 – 1815: Mozart)
Romantiek (1815 – 1920: Brahms)
Moderne tijd: (1900 – nu: Pepping, Kaminski, Thomas)
Componisten
Er staan acht componisten op het programma.
Heinrich Schütz - Cantate Domino canticum novum Psalm 149 1-3 SWV 81
Johann Sebastian Bach - Kyrie uit Missa G-dur BWV 236
Georg Philipp Telemann - Gloria uit Missa Brevis
Wolfgang Amadeus Mozart - Credo uit Missa in C ‘Krönungsmesse' KV 317
Johannes Brahms - Sanctus en Benedictus uit Missa Canonica
Ernst Pepping - Christe du Lamm Gottes
Heinrich Kaminski - Der 130. Psalm – Aus der Tiefe
Kurt Thomas - Die Gnade unsers Herrn
Heinrich Schütz (1585 – 1672)
Schütz, geboren in Bad Köstritz, dichtbij Tsjechië, schreef zijn Cantate Domino in 1624. Zijn koorcomposities vertonen de invloed van leermeester Gabrieli. Met name de polykorale vorm, waarbij stemgroepen als het ware in afzonderlijke koren tegen elkaar inzingen, heeft hij ontwikkeld.
De familie van Schütz heeft altijd, nog tot 1979, de herberg Chez Schütz gedreven. Een van de gasten, landgraaf Moritz van Hessen, ontdekte daar rond 1600 de fraaie sopraanstem van de 13-jarige Heinrich en nam hem op in zijn hofkapel. Zo begon zijn muzikale carrière. Later studeerde hij bij Giovanni Gabrieli in Venetië, befaamd om zijn dubbelkorige composities. Dat verblijf, van 1609 tot 1612, was van beslissende betekenis voor de ontwikkeling van Schütz en die van de Duitse muziek.
Schütz werd na zijn dood snel vergeten, tot Brahms hem in 1864 herontdekte en zorgde dat zijn verzameld werk werd uitgegeven. Dat is vooral vocale muziek, religieuze muziek, in de Lutherse traditie, dus hoofdzakelijk Duitstalig en in mindere mate op Latijnse teksten. Maar het Cantate Domino, eigenlijk een inleiding tot de eigenlijke mis die begint met het Kyrie, is, zoals u kunt horen, wel in het Latijn.
Johann Sebastian Bach (1685 – 1750)
De religieuze muziek van Bach staat terecht op een voetstuk. Hij componeerde de Mattheus Passion, de Johannes Passion, de Hohe Messe en honderden cantates en orgelkoralen. Zijn productiviteit toen hij vanaf 1723 muziekleraar was aan de Thomaskirche in Leipzig, was fenomenaal. Het is een voor de hand liggende keuze om de mis, na het inleidende Cantate Domino, met een Kyrie van zijn hand te beginnen.
Hij produceerde rond 1730 vijf Lutherse missen (BWV 232-236). Bach varieerde zijn composities en hergebruikte soms materiaal. Niet alleen hier, maar overal. Er zijn dan verschillen en overeenkomsten, bijvoorbeeld in de structuur. Een overeenkomst is in elk geval ook dat hij de tekst van het Kyrie steeds beëindigde met de woorden Cum Sancto Spiritu, Amen.
Het Kyrie, de opening van BWV 236, de mis in G-majeur, is een adaptatie van BWV 179, Siehe du, daß deine Gottesfurcht nicht Heuchelei sei . Dat gaat over God dienen met een vals hart, wat wordt uitgedrukt met een dalende lijn.
Georg Philipp Telemann (1681 – 1767)
Telemann was waarschijnlijk de meest productieve componist ooit. Hij ontmoette in zijn lange leven Händel en hij leerde ook Bach kennen. Ter vergelijking met Bach zou je kunnen stellen dat Telemann liever het applaus dan de verbazing van zijn publiek oogstte.
Ook hij schreef cantates voor de Leipziger Thomaskirche, maar hij leefde en werkte het grootste deel van zijn leven in Hamburg. Telemann schreef veel kerkmuziek. Dat betrof cantates, oratoria, passiemuziek, motetten en psalmen. Veel koorwerken.
Het Gloria is een loflied dat de engelen gezongen zouden hebben na de aankondiging van de geboorte van Jezus. Ze werden gehoord door de herders die met hun kudden in de omgeving van Bethlehem verbleven. Het Gloria werd aanvankelijk alleen bij het Kerstfeest gezongen, maar geleidelijk werd het onderdeel van de normale dienst.
Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791)
Het Credo komt uit de Krönungsmesse van Mozart. Hij componeerde deze mis in C majeur in maart 1779 in opdracht van graaf Colloredo, aartsbisschop van Salzburg. Mozart heeft dan aan het hof van de aartsbisschop een vaste aanstelling gekregen. Hij verdiende 450 gulden per jaar en moest daarvoor onder meer kerkliederen produceren.
Hoewel hij zich verveelde in Salzburg, deed hij dat plichtsgetrouw. Deze mis componeerde Mozart voor Paaszondag 1779 in de Salzburger Dom. Dezelfde mis klonk in 1791 bij de kroning van Keizer Leopold II tot Koning van Bohemen in Praag. Sindsdien wordt de compositie Krönungsmesse genoemd.
De opdrachtgever had als voorwaarde gesteld dat de mis niet langer dan drie kwartier mocht duren. Het is een mis van het type Missa brevis (korte mis), in tegenstelling tot de meer plechtiger missen, de Missa solemnis.
Het credo wervelt. Tot het moment dat de kerkgangers moeten knielen. Dan is er een overgang naar een rustiger deel. Blijft u gewoon zitten.
Johannes Brahms (1833 – 1897)
De Missa canonica is een vroeg werk van Brahms, gecomponeerd in 1856. “‘Gisteren schreef ik een klein Benedictus voor vier stemmen,”' schreef hij Clara Schumann op 26 februari 1856. “Ik vind het wel mooi.'
Canonica suggereert een canon-vorm en dat is precies wat er gebeurt, bijvoorbeeld bij de opeenvolgende inzetten van het koor in het Benedictus. Ook het Sanctus is een kort stuk, verbonden met het Benedictus.
Nog iets over Brahms. Hij werd geboren in Hamburg en wortelt in de Romantiek. Hij had niet zoveel met tijdgenoten als Wagner en Liszt, modernisten, maar voelde zich meer thuis in de klassieke traditie van Bach, Mozart, Beethoven en Schubert. In 1862 verhuisde hij naar Wenen.
Ernst Pepping (1901 – 1981)
Pepping studeerde in de jaren 20 aan de Berlijnse hogeschool voor muziek en compositie . In 1934 werd hij leraar aan de Spandauer Kirchenmusikschule van de Evangelisches Johannesstift in Berlin-Spandau. En van 1947 tot 1968 was hij professor voor kerkmuziek en compositie aan de Berliner Hochschule für Musik .
Hij was vanwege zijn levenslange betrokkenheid bij de Lutherse kerk heel bekend met de protestantse kerkmuziek en de traditie ervan sinds de Barok. En hij was zelf een van de topmusici op dit gebied. Hij hoort dus zeker in ons rijtje thuis. Hoewel hij helemaal niet zo'n gelovig man was, aldus de schrijver Armin Ayren die hem persoonlijk kende, schreef Pepping vooral geestelijke werken voor koor, waaronder veel koralen. “Onzin”, vond hij. “Om religieuze werken te componeren, hoef je helemaal niet gelovig te zijn. Als je een misdaadroman schrijft, hoef je toch ook geen moord te plegen.”
Hij zocht na een neoklassieke periode naar een meer traditionele muziekvorm in de nazi-jaren. Daarmee had hij veel succes en het behoedde hem ervoor dat hij muziek voor de nazi's moest componeren. Behalve religieuze werken, componeerde hij ook seculiere vocale muziek, orgelmuziek en werken voor orkest en kamermuziek. Van hem zingen we Christe du Lamm Gottes .
Heinrich Kaminski (1886 – 1946)
Kaminski was de zoon van een katholieke priester van Joodse huize. Hij studeerde aanvankelijk politiek, maar veranderde later van richting. In 1909 begon hij een studie aan het Stern Conservatorium in Berlijn. En na zijn studie werd hij pianoleraar.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Kaminski koormeester en docent compositie. Maar zijn contract werd na 1933 beëindigd vanwege zijn ‘politieke opvattingen'. En vanwege zijn Joodse roots mochten ook zijn werken niet meer uitgevoerd worden. Hij vluchtte naar Frankrijk en Zwitserland.
In zijn muziek greep ook Kaminski, net als Pepping en een andere tijdgenoot, Hugo Distler, terug op barokke vormen. Hij hield van Bach en ook van Bruckner.
Kaminski was weliswaar gelovig, maar niet verbonden aan een kerkgenootschap. Muziek was niet slechts muziek, maar moest voor hem, aldus schrijver Armin Ayren, ook verkondiging zijn en een weerspiegeling van de kosmische orde. Volgens Ayren overtuigen behalve zijn kamermuziek vooral ook zijn koormuziek, bijvoorbeeld het Magnificat en de Messe deutsch . Maar Kaminski bleef een ‘Einzelgänger', niet passend in een richting, school of stroming. En daarom is hij mogelijk de afgelopen halve eeuw een beetje over het hoofd gezien.
Kurt Thomas (1904 – 1973)
We eindigen met Kurt Thomas. Hij was iets jonger dan Pepping en studeerde in dezelfde jaren 20, maar hij deed dat aan de Universiteit van Leipzig en in Darmstadt. Ook hij werd docent, voor muziektheorie in Leipzig. En vanaf 1928 voor compositie in Berlijn.
Hij werd na compositiesucces – zijn jeugdwerken getuigen van een volwassen zekerheid en diepte, aldus een objectieve waarnemer op wikipedia – een van de grote vernieuwers van de kerkmuziek in de jaren 20.
In de oorlogsjaren was hij directeur van een nieuw opgericht muzikaal gymnasium in Frankfurt am Main. En in 1957 werd hij Thomascantor in Leipzig, in de DDR. Maar toen het koor niet in West-Duitsland mocht optreden, keerde hij terug naar West-Duitsland en leidde koorconcerten van de Bachvereniging in Keulen. Hij doceerde in die jaren ook koordirectie in Lübeck. Als componist werd Kurt Thomas vooral met koorwerken bekend. Als pedagoog is zijn Lehrbuch der Chorleitung van belang.
Ton van den Born, april 2010