Of je ze de trap afduwt al in de val De zieken zuurstof zoekend zucht in bed En je die nog eens in de regen zet Wil je genade en brood, doe niet zo mal
Muziek en dans, nee, honger ga je lijden Naar huid, naar klanken, naar troost, naar sfeer Al maanden is de straat zo vrolijk niet meer Met mime, viool, kunst die pleinen mijden
De pijn van piano die in de hal wil staan Speelt voor Elise, voor reizigers en zuurkezen overal Clair de lune, de serenade aan de maan
De wals voor Amelie, een brick in the wall Een huil of lach als mensen naar de treinen gaan Toch nee, die toetsen rel je niet uit de hal
De j is mislukt. Dat maakt de hele actie bijna een grap, maar ik ben serieus. Els, wil je met mij trouwen, staat er. Verkeerd lezen kan niet. Ik heb ondersteboven op de dijk gelegen om de woorden op het spoortalud te schrijven. Els ziet dit als ze straks naar huis fietst. Dan weet ze eindelijk wat ik haar nooit durfde te vertellen.
Ik ken Els nu zeven jaar, drie maanden en vijf dagen. Ze kwam halverwege het laatste basisschooljaar bij mij in de klas. “Kan Els naast jou”, vroeg de juf van groep acht. We deden daarna alles samen. We keken The Crown op Netflix, we lazen elkaars boeken van de bieb, we zaten samen op ballet en we appten elkaar honderd keer op een dag. Of duizend. We waren het altijd eens. Of bijna altijd. En als we het niet eens waren, ging het hooguit over de naam van een vage musicus, de titel van een boek of de hoeveelheid peper op de pizza.
Maar vorige week begon ik te twijfelen. Dat was toen we een paper moesten maken over de rede en het verstand. Iets voor filosofie. Geloven we in elkaar, wat is die vriendschap die we hebben, hoe stevig is dat? Het is alsof er een storm in mijn hoofd heeft gewoed en alles nu plat ligt.
De opdracht was: toon aan dat we helemaal niet de rationele wezens zijn die we denken te zijn. Duh, natuurlijk zijn we dat niet. Het had me lastiger geleken om aan te tonen dat we dat wel waren.
En natuurlijk deden we dat samen. “Waarom vertrouw je iemand”, vroeg ze me. Ik zat met mijn been omhoog nadat ik me bij tennis verstapt had. Een ijszak erop. “Terwijl het verstand je zegt dat het niet zo slim is om die persoon te vertrouwen. Die persoon bedriegt je waar je bij staat. Maar je houdt van hem, haar of hen. Dat denk je in elk geval. Waarom doe je dat?”
Ik dacht erover na. Wat is de basis voor de overtuigingen die ik heb? Waarom eet ik vegetarisch, maak ik me zorgen om de aarde en geloof ik dat God niet bestaat? Is dat allemaal zo goed doordacht? Heb ik alle bewijzen pro en contra afgewogen? Of vind ik gewoon de mensen die dit met mij delen aardig? En waarom worden veel van die wankele overtuigingen toch alleen maar steviger met de tijd? Terwijl het misschien logischer zou zijn dat ze meer gaan wankelen en af en toe eens omvallen.
Omvallende overtuigingen. Ik zie instortende torens voor me, muren die omvallen. Inslaande kogels, wervelwinden, natuurrampen. Ik draai de ijszak op mijn enkel om.
El sueño de la razón produce monstruos (ets van Goya): De slaap van de rede brengt monsters voort
“Bovendien”, zegt ze, “kunnen woorden soms totaal verschillende betekenis hebben, voor jou of voor mij. Of ze hebben in een bepaalde situatie eigenlijk helemaal geen betekenis omdat je bijvoorbeeld een belofte niet kunt nakomen. Betekent vriendschap voor jou wel hetzelfde als voor mij? Wat denk je?”
Op dat moment wordt er geklopt. “Ga je mee naar zumba?”, vraagt Judith, mijn huisgenoot. Ze kijkt naar ons, naar mijn enkel, de ijszak, mijn weifelende gezicht. Zumba is wel mijn lievelingssport. Als ik echt rationeel zou zijn, is zumba misschien geen goed idee. Als vriendschap voor mij overgave betekende, zou ik Els waarschijnlijk ook niet achterlaten met deze vragen. Met het werkstuk voor filosofie.
Ik ben gaan zumba’en. Mijn enkel is nu nog dikker. Maar toch ben ik naar het spoortalud gefietst waar Els straks langskomt. Echt stom, die j.
Dit verhaal is de eerste van #zevenkunsten. De komende maanden wil ik aan nog zes andere kunstvormen proeven. Essay, sonnet, tekening, compositie.
Deze zomer ontmoette ik Hildegard von Bingen. In Bingen, tussenstop tijdens de wandeling van Koblenz naar Wiesbaden (hier een fotoreportage). Ik had haar hemelse muziek wel gehoord, heel meditatief, en ik kende haar naam, maar wie is deze vrouw? Hoe was haar leven in de twaalfde eeuw? Wat maakte haar zo bijzonder? En waarom fascineert ze me?
Het intrigeert me sowieso dat ze een vrouwelijke componist is. In de muziekgeschiedenis, de hele officiële geschiedenis, is altijd weinig plaats voor vrouwen geweest (lees: ‘Zij in de geschiedenis’, essays van Alies Pegtel waarin ze vrouwen hun historische plek teruggeeft. Sappho, Christine de Pizan, Camille Claudel, Aletta Jacobs.
Hildegard is een uitzondering. Kijk je naar de grote componisten uit de geschiedenis, dan zijn dat bijna allemaal mannen. Zij was de eerste componist ooit van wie we de naam weten. En dan ook nog een vrouw.
Disibodenberg
Wie was Hildegard von Bingen? Ze was een Benedictijner non, leefde van 1098 tot 1179. Ze ging in 1112 het klooster in, veertien jaar oud, om te leven volgens de regels van Sint-Benedictus (480 – 547). Heel kort: ora et labora, dat wil zeggen: bid en werk. Dat was in Disibodenberg, ongeveer dertig kilometer zuidwestelijk van Bingen.
Disibodenberg bestond toen pas een paar jaar, en telde nog niet al te veel bewoners. Het was een tijd dat er veel kloosters kwamen. De eerste kloosters ontstonden eeuwen eerder, in de derde of vierde eeuw in Egypte en Syrië. Vanaf de zesde eeuw werden overal in Europa duizenden kloosters gesticht. De tijd van Hildegard was het hoogtepunt van de abdijen. Het werden plekken die bijdroegen aan de verspreiding van het geloof en zich vaak ontwikkelden tot de religieuze en culturele centra. Hier waren de boeken uit de klassieke oudheid en van de kerkvaders te vinden. Hier was kennis, wetenschap, filosofie.
Hildegard verdiepte zich ook in al die terreinen: flora, kruiden, geneeskunde, seksualiteit, poëzie, astronomie. Maar na haar tijd, misschien ook vanwege het grootgrondbezit van de abdijen en hun verbondenheid aan de adel, ging het achteruit met de kloosters. Minder gezag, incapabele leiding, andere plekken waar bijvoorbeeld die wetenschap een plek kreeg. Disibodenberg is al eeuwenlang niet meer dan een ruïne.
Opmerkelijk dat vele kloosters nu met biermerken worden geassocieerd: Trappist, Westmalle, Affligem. Dan denk je toch dat de bierbrouwerij op z’n minst heeft bijgedragen aan hun voortbestaan.
Of wijn. De Benedictinessen in het klooster dat er nu is – de abdij Sint-Hildegard is rond 1904 neergezet aan de overkant van de Rijn, bij Rüdesheim – hebben behalve van een kloosterwinkel, kunstateliers en gasten die in het klooster verblijven (volgens Wikipedia), inkomsten uit wijnbouw. De Rheinsteig, de route die ik liep, kwam er langs. Ik zag de druiven en ik ben er in de tuin, de winkel en de kloosterkerk geweest.
Seksualiteit
Het boek van de filosoof Michel Foucault: ‘Bekentenissen van het Vlees’ – een postume uitgave van deel 4 van de Geschiedenis van de Seksualiteit – gaat over de vroegchristelijke tijd. Kerkvaders zoals Augustinus en Chrysostomus dachten in die tijd over het belang van kuisheid en maagdelijkheid, seks en wellust, over penitentie, zelfonderzoek en de relatie tot God. Ik ben er nu in bezig. Foucault baseert zich op bronnen tot ongeveer de vierde of vijfde eeuw na Christus. Hij beschrijft hoe veel waarden en regels in het vroege christendom zijn overgenomen van de tijden daarvoor. Er is toen door die ‘vaders’ met hun ideeën over de rol van de vrouw ook een hernieuwde basis voor het patriarchaat gelegd.
Hildegard von Bingen zal een deel van de morele regels die Foucault beschrijft, bijvoorbeeld dat maagdelijkheid en onthouding je dichter bij God brengen, omarmd hebben. Foucault beschrijft de voordelen en de gradaties van maagdelijkheid. ‘Zolang u kuis en maagdelijk blijft, bent u gelijk aan de engelen Gods’, citeert hij Cyprianus, bisschop van Carthago in de derde eeuw. Dat was voor Hildegard ongetwijfeld het doel: dichterbij God te komen door de hoogste gradatie van maagdelijkheid en dienstbaarheid aan wereld en geloof.
Opmerkelijk misschien dat ze ook over seksualiteit schreef, want hoeveel ervaring had ze daar dan mee? Maar dat deden de kerkvaders eeuwen eerder ook. Ze braken zich het hoofd over Adam en Eva, de zondeval, wat God met het huwelijk voor ogen had en wat er geoorloofd is in de echtelijke bed en daarbuiten.
Omdat Hildegard als abdis toegang had tot de werken van die kerkvaders, omdat die morele kwesties natuurlijk nog steeds leefden en omdat er van geestelijken ook advies en sturing werd verwacht over allerlei zonden en straffen, zal ze daarover met anderen van gedachten hebben gewisseld of ze heeft hen raad gegeven. Wanneer past waakzaamheid, strengheid of barmhartigheid?
Hartsvriendin
Ze werd in haar tijd vooral bekend vanwege haar visies. Ze zag dingen. Ze benadrukte dat haar visies van God kwamen, zoals al haar inzichten. Die gingen over hoe mensen zich moesten gedragen en hoe de kerk zich moest ontwikkelen. Ze correspondeerde erover met geestelijke en wereldlijke leiders, met paus Eugenius III, met abt Bernard van Clairvaux in Frankrijk, met andere pausen en bisschoppen, maar ook met moeders van medezusters die advies vroegen. En er werd naar haar geluisterd. Meestal.
Nee, niet altijd, want ze heeft ook veel strijd moeten leveren voor haar eigen ruimte, haar eigen rechten. Daarom zien feministen in haar vaak een voorbeeld. Ze streed bijvoorbeeld om ondanks tegenwerking een nieuw klooster te stichten, een revolutionair iemand op heilige grond te begraven, haar muziek (waarin haar visies verklankt werden) uit te kunnen voeren na een strafedict en om een innig geliefde medezuster niet over te laten plaatsen.
Die geliefde medezuster was de non Richardis, jarenlang Hildegards secretaresse en hartsvriendin. Maar de bisschop van Bremen wilde dat Richardis abdis werd van een klooster in Bassum. ‘Ik word door verdriet overmand, een verdriet dat het grote vertrouwen en de troost doodt die ik bij mensen vond’ schreef Hildegard. O, wee mij, vervolgde ze. ‘Waarom heb je mij als een wees alleen gelaten? Ik heb de voortreffelijkheid van je manier van leven bemind, en je wijsheid en je kuisheid, je ziel en je hele wezen, zozeer zelfs dat velen zeiden: wat doe je?’
Helaas stierf Richardis kort na de overplaatsing. Volgens een brief van de bisschop wilde ze terug naar Rupertsberg (het klooster dat Hildegard toen net opgericht had). Omdat ze daar ‘uit heel haar hart en in tranen’ naar had verlangd.
Muziek
Kerken en kloosters, prachtige gebouwen, maar met het geloof waarvoor ze staan, heb ik niet veel. Ik had er wel graag een uitvoering van Hildegards muziek mee willen maken. Ze liet als abdis de nonnen in mooie gewaden haar muziek volgens haar aanwijzingen uitvoeren. Ze introduceerde kronen voor de nonnen. En de gezangen, waarvan in de teksten haar visies terugkwamen, werden uitgevoerd in collationes. Dat waren bijeenkomsten waar ook lezingen en overdenkingen op het programma stonden.
Die uitvoeringen moeten haar trots, haar passie, haar geluk zijn geweest. Des te droeviger dat er een paar jaar voor haar dood een edict kwam (vanwege het conflict over de begrafenisplek van die controversiële persoon). Haar muziek mocht niet uitgevoerd worden. Het kostte veel moeite om dat ongedaan te krijgen.
Haar muziek dus, heel bijzonder. Het doet gregoriaans aan, maar onderscheidt zich er blijkbaar ook van en gaat weer een stapje verder. In die tijd was net de muzieknotatie ontstaan. Luister bijvoorbeeld hier naar Hildegards muziek of naar Sofia Goebaidulina die dit heeft geschreven: Aus den Visionen der Hildegard von Bingen.
Van alle existentialisten blijft voor mij Simone de Beauvoir het dierbaarst. Zeker na de mooie biografie van Kate Kirkpatrick (2019) en ook na lezing van ‘De Existentialisten’ (2016), een prachtig boek van de Britse Sarah Bakewell.
Bij Bakewell komen ze allemaal voorbij. De fenomenologen rond grondlegger Edmund Husserl, de eigenzinnige boswandelaar Heidegger (die aanvankelijk vele existentialisten inspireerde), Hannah Arendt – Bakewell noemt haar ‘Eichmann in Jeruzalem’ het meest dramatische werk van de existentialistische non-fictie –, en de mensen die met Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir dagelijks in het café zaten, cocktails dronken, de asbakken vulden en hun rol in de wereld bespraken. Zoals Raymond Aron (de studiegenoot die Sartre vertelde over de fenomenologie), Maurice Merleau-Ponty (Bakewell geeft een eigen hoofdstuk aan de man die met zangeres Juliette Gréco danste) en natuurlijk Albert Camus.
Camus weigerde te allen tijde geweld te rechtvaardigen, in tegenstelling tot Sartre. Hij schreef in ‘De mens in opstand’ over de noodzaak van voortdurende rebellie om onrechtvaardigheden in de maatschappij te verdrijven en tirannie te beteugelen. Daarmee was hij uiterst kritisch op het sovjetcommunisme in een tijd dat Sartre nog een groot verdediger was van dat systeem. Het was een van de verschillen van inzicht die hen, Sartre en Camus, uit elkaar dreven.
Breathe
Ook Frantz Fanon heeft hier een plekje tussen de existentialisten gekregen. Zijn naam valt nu af en toe met de demonstraties tegen racisme. Hij schreef in zijn korte leven (hij werd 36) een boek – De verworpenen der aarde – waarvoor Sartre in 1961 het voorwoord schreef. Fanon, geboren in Martinique, zette zich af tegen kolonialisme. Het waren de jaren dat wereldwijd vele oud-koloniën, waaronder Algerije met Frankrijk, in een vrijheidsstrijd gewikkeld waren.
Fanon vond dat geweld onontbeerlijk was voor politieke verandering. Toen in Algerije. Maar hoe zit dat nu in de VS van Trump, waar institutioneel racisme diep in de maatschappij zit en de president dat legitimeert en stimuleert? Voor Afro-Amerikanen gelden er andere regels, ze hebben minder kansen, zijn vaak bij voorbaat verdacht, worden vaker gearresteerd of gemolesteerd en blijken ook nog veel vaker slachtoffer van Covid-19.
Van Fanon is de quote: “When we revolt it’s not for a particular culture. We revolt simply because, for many reasons, we can no longer breathe.”
Bubbels
Simone de Beauvoir zat vaak met Sartre en Camus in de Parijse café’s. Ze spraken er bijvoorbeeld over ethische kwesties (mag je mensenlevens offeren aan een idee?) en over de vraag of je bevriend kon zijn met iemand die andere politieke ideeën had. Ja, vond Camus, De Beauvoir dacht dat aanvankelijk ook, maar veranderde van inzicht. En nee, vond Sartre: ‘Als je heel sterk van mening verschilt, kun je zelfs niet samen naar een film.’
Oké, misschien, maar het maakt toch veel uit of je van mening verschilt over ideologie, over de kwaliteit van een film of over de kleur van je trui. Bovendien veroorzaakt de positie van Sartre de bekende bubbels waarin we nu vaak verkeren, op sociale media en vaak in het echte leven. We zoeken alleen maar bevestiging van onze mening en duwen elke kritische kanttekening weg. Onwenselijk! Het is best moeilijk soms als vrienden populistische standpunten of complottheorieën blijken aan te hangen, maar ik neig naar de positie van Camus.
Zelf
Van Simone de Beauvoir heb ik ongeveer alle boeken gelezen. Zoals Uitgenodigd, De Mandarijnen, Niemand is onsterfelijk, Bloed van anderen, Een wereld van mooie plaatjes en de vier delen van haar autobiografie. Het gevoel dat ik na lezing van die boeken keer op keer had, zou je misschien een existentialistische state of mind kunnen noemen. De boeken vormden steeds een aansporing om niet passief te wachten tot dingen je overkomen, maar zelf het leven ter hand te nemen. Dat wilde ze zeggen met haar boeken denk ik: je moet je leven zelf vormgeven.
Bakewell beschrijft wat lezing van De Tweede Sekse met een vrouw deed. Ze las het boek in een ruk uit en herkende zichzelf in de vervreemding die De Beauvoir beschrijft. ‘Die vrouw die hier dagelijks de afwas doet, dat ben ik niet’, bedacht ze. En ze ging filosofie studeren.
Ik vind dat bewonderenswaardig, maar ik heb me ook vaak afgevraagd hoe je nu weet wie je zelf bent en wat je dus moet worden. Hoe kom je bij je authentieke zelf?
Het boek van Bakewell is in elk geval een prachtige mix van biografische beschrijvingen en de gedachten die uit de levens van de filosofen voortkwamen. Dat staat niet los van elkaar, vindt Bakewell, leven en denken. Vroeger dacht ze van wel en was ze vooral in de ideeën geïnteresseerd. Maar kijk naar Heidegger, die achter de nazi’s aanloopt, en Sartre die kiest voor de communisten. Hun keuzes hebben hun filosofie beïnvloed. Of andersom: hun filosofie leidde tot bepaalde keuzes.
Bakewell werd betoverd door Heidegger toen ze hem voor het eerst las. De magie van de man uit Messkirch, met zijn verwondering over dat er iets is en niet niets. Probeer je dat maar eens voor te stellen! Ze vond ook de gedachte mooi dat het bewustzijn van de mens als een ‘open plek’ in het bos is. Maar ze citeert Iris Murdoch die zei: ‘de man miste karakter, zijn filosofie miste een hart’.
Dat zat er bij Sartre wel, een hart. Hij vergiste zich, schoof met zijn opvattingen, herstelde zich, bleef praten en denken, sprak zichzelf tegen, was erg met zichzelf bezig, maakte fouten en stootte mensen van zich af, maar trok ze ook weer aan. ‘Il est bon’, zei Merleau-Ponty. Hij was menselijk. Geëngageerd. Ik zou nog eens wat van hem moeten lezen.
Wakker
Hoewel ik Sartre toen nauwelijks zelf had gelezen, vooral secundaire literatuur, verwerkte ik zijn idee over (de noodzakelijke) vrijheid in mijn scriptie voor Toegepaste wijsbegeerte tijdens mijn studie aan Wageningen Universiteit. De mens is gedoemd om vrij te zijn, schreef ik op, maar begreep ik het toen wel?
Dat Sartre ondubbelzinnig en absoluut stelt dat we altijd vrij zijn, in alles wat we doen, heeft wel consequenties. Mensen die ervan uitgaan dat hun keuzes niet vrij zijn, maar al tevoren zijn bepaald, zijn waarschijnlijk minder moreel, veronderstelt Bakewell. Hun daden zijn immers al bij voorbaat vergeven, ze konden niet anders. Maar absolute vrijheid betekent bij Sartre ook totale verantwoordelijkheid voor je keuzes. Altijd. We moeten onszelf dan ook steeds opnieuw bepalen. Wij zijn onze vrijheid, maar die vrijheid is een opgave.
Die ideeën over vrijheid en zelfverwerkelijking worden mooi geïllustreerd in films zoals The Matrix, The Truman Show en American Beauty. Het lijstje is van Sarah Bakewell.
Behalve Sartres ideeën over vrijheid hier nog iets over het idee van kwade trouw. Ik begrijp dat je te kwader trouw bent als je stopt met denken (zoals Eichmann?). Kwade trouw is zelfbedrog, zegt Sartre. Maar zelfbedrog is zo gemakkelijk en zo eenvoudig, realiseer ik me. Je moet goed wakker blijven om te voorkomen dat je jezelf niet bedriegt.
Je moet jezelf voortdurend bevragen. Zo weet je misschien dat je iets niet wilt, maar duwt het weg omdat je het niet wilt weten. Zoiets. Je ontloopt je vrijheid omdat dat makkelijker is. Laat anderen maar beslissen. Ik herken het in mijn eigen leven en mijn eigen keuzes. Je richt je vaak naar het hokje waar anderen je in geplaatst hebben. Maar dan leef je, stelde Sartre als ik het goed interpreteer, een schijnbestaan.
Het tegenovergestelde is authenticiteit. Bijvoorbeeld zoals die vrouw die na De Tweede Sekse de afwasborstel laat vallen. Het zit in de weigering om een object te zijn dat doet wat anderen willen, maar het subject die eigen keuzes maakt. Simone de Beauvoir riep vrouwen op om die kwade trouw en de opgedrongen essentie van zich af te schudden. Ze spoorde ze aan autonome keuzes te maken en een authentiek leven te leiden.
In haar biografie geeft Kate Kirkpatrick De Beauvoir de credits die haar toekomen. Ze was niet de schaduw van Sartre, ze ontwikkelde haar eigen ideeën en filosofie, ze was ‘de oermoeder’ van het feminisme zoals we dat nu kennen, ze blijft inspireren en ze schreef prachtige boeken. Ik ben net begonnen in ‘De Ouderdom’, het enige (vertaalde) boek dat ik van haar nog niet had gelezen.
Ik hoor niets anders meer dan corona. Op tv, op straat, in alle grotemensengesprekken, echt allemaal. Wat is dat toch? Ik haat het. We kunnen niet naar school, dans- en muziekles, iedereen is thuis en we mogen niet naar opa en oma. Soms worden mensen boos als je te dichtbij komt. ‘Afstand houden’, grommen ze dan.
Normaal is computeren wel leuk, maar nu is het best vermoeiend, de hele dag voor de laptop. En ook de vakantie gaat niet door. Die quarantaine was eventjes leuk, gezellig puzzelen met z’n allen, mooie tekeningen maken, maar nu vind ik het minder fijn. Papa slaat mama en ik was de hele dag mijn handen.
Ze zeggen dat het leven nooit meer wordt zoals het was. Wat
denk jij Tine? Wanneer gaat dit voorbij en wat gaat er dan veranderen?
Lotte
Dag Lotte
Je hebt vast net als ik het boekje van Stine gelezen, Stine
Jensen – Lieve Stine, weet jij het? Ze geeft daarin filosofische antwoorden aan
kinderen die vragen stellen over geluk, dood, sociale media, jaloezie,
vriendschap en keuzes maken.
“Jezelf zijn”, zegt Stine, “betekent eigenlijk dat je dingen doet en zegt die je zelf wilt en niet omdat anderen dat willen.” Dat is wat anders dan niet luisteren of ongehoorzaam zijn, want het gaat erom dat je niet doet alsof. Denk na over wat je echt wilt, waarom je dat wilt en maak je eigen keuzes.
Mooie woorden die voor jouw toekomst ook van belang kunnen zijn. Zo staat er wel meer, maar toen Stine haar boekje schreef, was er nog geen corona in de wereld. Tenminste niet zoals dat virus nu overal lijkt te zijn. Plotseling ziet de wereld er heel anders uit. Net zoals bijvoorbeeld na de Tweede Wereldoorlog, na de val van de Muur in 1989 en na de aanslag op de Twin Towers in New York, 11 september 2001.
“De mammoettanker ligt stil”, zei Marcia Luyten op de radio. Zij is een journalist en ze schrijft een boek over Koningin Máxima. Ze bedoelt dat die mammoettanker onze maatschappij is. Handel, transport, vliegen, werken en produceren, bijna alles maakt even pas op de plaats. Dat doen deels ook de politici die zeggen dat ze klimaat heel belangrijk vinden, maar meestal gewoon blijven doen wat ze altijd deden: vervuilende industrieën en landbouw steunen en ongelijkheden vergroten. Nu is er iets wat voor hen nog meer aandacht vraagt. De rest stopt even.
Maar als die mammoettanker straks weer in beweging komt –
dat gebeurt vast, maar we weten niet wanneer – dan zou het geweldig zijn als
die de goede kant uitvaart. Nu kunnen we de route bepalen, zegt Marcia Luyten.
Nee, sterker nog, nu moeten we de route bepalen. Later is dat waarschijnlijk
veel lastiger. Dan varen we door totdat er een te grote ijsberg opdoemt en de
tanker schipbreuk leidt en vergaat. Met ons allemaal.
Scenario’s
Oké, nu een moeilijker stuk om iets over verwachtingen te zeggen.
Sla maar over als je er niets mee kunt.
Als ze over de toekomst spreken, schetsen mensen scenario’s.
Voorspellingen over hoe het zou kunnen worden. Er zijn dan scenario’s die het
slechtste laten zien en scenario’s die het beste laten zien. Laten we eerst
eens naar dat slechte kijken, want helaas zie je op sommige plekken in de
wereld heel vervelende ontwikkelingen.
Je hebt vast wel van Trump gehoord, iemand die vooral zichzelf op de borst blijft kloppen. Amerika blijft ondanks zijn idiote, seksistische en racistische president toch een democratie met robuuste mechanismen – hoop ik – maar er zijn landen waar mensenrechten nu veel meer gevaar lopen. In ongeveer alle landen zijn burgerlijke vrijheden ingeperkt met het argument dat veiligheid en gezondheid worden bedreigd. Dat we nu binnen moeten blijven en dat het noodtoestand is.
Dat is het ook wel, maar daar kun je op verschillende manieren op reageren. Wij hebben Mark Rutte. Hij is oké, lijkt me, ook omdat hij goed luistert naar wetenschappers. En we hebben natuurlijk Irma, de doventolk. Maar ik ben toch ook wel een beetje jaloers op de Nieuw-Zeelanders die Jacinda Ardern als premier hebben, iemand die de mensen echt aanspreekt.
Maar sommige machthebbers slaan helemaal door. Ze blijven niet bij een tijdelijke sluiting van scholen, concertzalen, festivals, restaurants en overal waar mensen dichtbij elkaar komen. En minder bewegingsvrijheid. Ze gaan mensen traceren, controleren, arresteren. Ze accepteren geen kritiek van media en oppositie, sluiten de grenzen meteen maar voor vluchtelingen en zetten stappen terug in de emancipatie van lhbt’ers. In Hongarije en Polen bijvoorbeeld, en ook in China of Rusland is het lastig. En net zoals Trump brengen presidenten in Brazilië en Wit-Rusland hun bevolking in gevaar door corona te bagatelliseren of mensen verkeerd te informeren.
En bij dit alles ontbreekt het in Europa aan solidariteit. Vooral vanuit ons land, dat behalve dat er allerlei strenge financiële voorwaarden aan Zuid-Europese landen aan de noodhulp worden gesteld, ook nog weigert om haar deel van vluchtelingenkinderen op de Griekse eilanden op te vangen. Ik schaam me er een beetje voor, bij mijn Spaanse vrienden.
Nu ik het boek van Geert Mak over de afgelopen twintig jaar
in Europa lees – Grote verwachtingen – begrijp ik iets meer van de problemen in
de Europese Unie. Over verschillen in financieel beleid en de scheiding tussen groepen
landen. Ik heb er nu ook niet zoveel vertrouwen meer in of het met de Europese
Unie wel goed komt. Het kan na deze coronacrisis zomaar uit elkaar vallen. Hoewel
die Europese Unie niet echt goed functioneert en ook een erg duur apparaat is
met vaak bedroevend weinig daadkracht, vind ik dat vreselijk jammer!
Dieren
Je zou denken dat het misschien weleens goed is dat die mammoettanker stil ligt en dat we ons bezinnen op de doorgeschoten globalisering. Ik ben blij dat er minder wordt gevlogen en gereisd, dat de lucht schoner is geworden, dat je overal teddyberen ziet, dat mensen elkaar helpen en dat veel kunstenaars zo creatief zijn. Maar die stilstand kan veel werkloosheid, armoede en honger gaan veroorzaken. Dan komt er na de coronapandemie een hongerpandemie. Met nog veel meer doden en ellende.
Iets anders is dat we afstand moeten houden. Anderhalve meter. Vind je vast net zomin leuk als ik dat vind. Een knuffel, een omhelzing, een zoen of simpel contact is nu vaak niet te doen. Dat zal nog wel even zo blijven, maar hopelijk niet te lang. Stel je voor! Dat we de anderen steeds als een mogelijke virusdrager en een bedreiging van onze gezondheid gaan zien? En wat als die sociale afstand dan ook emotionele afstand veroorzaakt? Ik denk het niet, want we blijven toch naar elkaars liefde en aanraking verlangen.
Dat dingen grondig gaan veranderen, lijkt me haast zeker. Yuval Noah Harari, een Israëlische historicus, denkt dat we echt in een kantelmoment zitten. Stel je voor dat dit het begin is van een tijd waarin overheden hun burgers nauwgezet gaan volgen? Mensen krijgen stempels want, zeggen ze, deze persoon is een gevaar voor zichzelf en voor anderen. In veel Aziatische landen, waar mensen sowieso meer vanuit collectief dan vanuit individu denken, schijnen ze zoiets nog best acceptabel te vinden. Maar wij waarderen onze persoonlijke vrijheden. Als dan omwille van gezondheid politici denken dat ze die opzij kunnen zetten, komen we in een hele andere samenleving terecht.
Dan het meer positieve scenario. Daarin zou het kunnen zijn dat mensen zich bescheidener gaan opstellen. We zijn kwetsbaar. We zijn misschien wel eindig. We zijn onderdeel van de natuur en we moeten ons op een goede manier verhouden tot die natuur. Als je die lijnen doortrekt, die van de kwetsbare ecosystemen waar we onderdeel van zijn, dan heeft dat misschien gevolgen voor onze relatie tot de dieren, de vervuiling van bodem, water en lucht en de bedreiging van het klimaat.
We zijn al anders gaan kijken naar veel werk. De mensen die in de zorg werken, zijn nu onze helden die zich dag na dag inzetten voor zieke coronapatiënten. Maar ook de schoonmakers, de vuilnisophalers, de buschauffeurs, postbezorgers en docenten lijken toch veel belangrijker dan de managers en ceo’s die dikke salarissen en grote bonussen krijgen.
Maar ik denk vooral aan de dieren. We fokken ze in enorme aantallen en eten ze massaal. Al die dieren op een hoop kunnen virussen overdragen. Zoönose noemen we de infectieziekte die van dier op mens kan overgaan. Bijvoorbeeld via voedsel of water, direct contact, via teken en muggen of via de lucht, zoals bij de Q-koorts tussen 2007 en 2011. Dit coronavirus (Covid-19) is ook zoiets, maar we weten er nog niet zoveel van.
Hoe dan ook, we leren ervan. We leren ook over de waarde van de wetenschap en over de beste aanpak van zo’n epidemie. Hoewel een volgende epidemie ook best heel anders kan zijn.
Wat nu?
Tot zover de scenario’s. Waar moet straks die mammoettanker nu de boeg naar richten?
Ik zou zeggen dat we moeten blijven werken aan klimaatbeheersing, een andere omgang met dieren en meer productie in de regio, support your locals zoals ze nu roepen. En dat we moeten letten op mensenrechten, waakzaam blijven voor dictatoriale regimes en solidair zijn met minderbedeelden en mensen die gediscrimineerd worden, zoals lhbti’ers in vele landen. Dat we aandacht moeten hebben voor de ongelijkheid in de wereld, de genderongelijkheid en de inkomensongelijkheid, de ongelijkheid in toegang tot zorg en gezonde voeding.
Helemaal nieuw is dat niet. Want dan heb je zo ongeveer de Global Goals die de Verenigde Naties in 2015 afspraken op een rijtje. Mooi!
Het zijn allemaal dingen die misschien nu ver van je af liggen. Want hoe raakt corona je direct? Zieke familieleden, lege scholen en geen sportclub of dansles. Les in handen wassen en in je elleboog niezen. De zorg dat je niet besmet wilt raken of anderen besmetten. Straks ziet de wereld er vast anders uit, maar nu zijn dit belangrijke dingen. Daar blijven we nog wel een tijdje over praten. Jij zit voorlopig nog thuis te computeren.
Fijn dat je af en toe naar buiten kunt. En goed dat je ook anderen kunt vragen: hulp nodig? Aan je moeder bijvoorbeeld. Weet ze al van ‘masker 19’? Dat is in het buitenland, maar waarschijnlijk komt er zo’n codewoord hier binnenkort ook wel.
Is dit een antwoord op je vraag Lotte? En ben je uitgepuzzeld?
Genderdiversiteit kwam najaar 2019 naar de musea. Het Tropenmuseum had een uitgebreide expositie over genderdiversiteit in de wereld. Onder de titel What a genderful world! toonde het museum hoe gender beleefd wordt, in verschillende culturen en tijd. Hoe word je een gender, bepaalt je lichaam je gender, hoe moet je je gedragen in die wereld van genders en hoe kan het anders? Kom spelen met gender in het Tropenmuseum!
En dan was er Drag power, zoals de zelfbewuste titel van een kleine expositie in kunstmuseum Coda Apeldoorn luidde. Maar wat is drag, hoe hangt het samen met trans en travo en waar komt drag eigenlijk vandaan?
Hartjesdag
Misschien ken je maar één bijbeltekst als je dit leest, namelijk Deuteronomium 22 vers 5. Daar begint de expositie mee. Onder ‘plichten tegenover mens en dier’ staat in die tekst hoe ‘gruwelijk’ God het vindt als mannen vrouwenkleren aantrekken of andersom. De oorspronkelijke tekst heeft het niet over kleren, maar over voorwerpen. Maar bijbelvertalers interpreteerden die voorwerpen als kleding en die interpretatie heeft eeuwenlang heel veel invloed gehad op jezelf kleden als de andere sekse.
Niet alleen religieuze leefregels bepaalden eeuwenlang hoe je je moest kleden, dat deden vele machthebbers ook. De norm was: kleed je zoals de groep waartoe je behoort en niet anders. Want aan je kleding moest je sociale status en maatschappelijke rol kunnen aflezen. En je gender. Nogal verwarrend, vonden ze, als je zomaar aantrekt wat je wilt.
Dat ging ver, die geboden en leefregels. Jeanne d’Arc werd
uiteindelijk op de brandstapel gezet omdat ze mannenkleren had aangetrokken. Lees
hier
mijn blog over haar.
Het strenge kleedverbod kon, in Haarlem en Amsterdam, één dag per jaar worden vergeten, de zogenaamde Hartjesdag. Op dat volksfeest, dat waarschijnlijk in de Middeleeuwen ontstond, kon het gewone volk in de bossen bij Haarlem op herten jagen, iets wat alleen de adel mocht. En ze verkleedden zich in de rol van de andere sekse. Het was een carnavalesk feest met kermis en straatspelen in Amsterdam.
Hartjesdag wordt nu weer gevierd, sinds 1997 op de Amsterdamse Zeedijk. Een jury bepaalt er aan het eind van de dag wie het mooiste hartje is (vrouw verkleed als man) en wie de mooiste queen (man verkleed als vrouw).
Toneel
Op het toneel, waar je immers altijd rollen speelt, was cross-dressing meer geaccepteerd. Al in de Oudheid, waar toneel bij de oude Grieken en de Romeinen erg populair was. Vrouwen mochten niet optreden en mannen speelden alle rollen. Bij de Romeinen kwamen vrouwen later wel op toneel, vooral als danseres of mimespeelster, maar voor de christelijke kerk stond dat ongeveer gelijk aan prostitutie.
In het Engeland van de Renaissance (14e tot 16e eeuw) beleefde theater een heropleving. Maar nog steeds stonden er alleen mannen op het toneel. Shakespeare (1564 – 1616) schreef zijn stukken in de tijd dat mannen ook vrouwenrollen speelden. Hij maakte daar elegant gebruik van om de genderverwarring te vergroten, in As you like it bijvoorbeeld. (Leestip: John Irving, In een man.)
Grote Franse theaterschrijvers zoals Racine en Molière, konden honderd jaar later vrouwenrollen schrijven die wel gespeeld werden door vrouwen. En je had de Commedia dell’arte, in Italië vanaf de 16e eeuw waar vrouwen de meeste vrouwenrollen vertolkten. Hoewel oudere vrouwen nog vooral door mannen gespeeld werden.
Vogue
De Franse actrice Sarah Bernhardt (1844 – 1923) speelde graag mannenrollen. In haar tijd zag je vaker vrouwen in mannenkleren. Denk aan Marlène Dietrich en Colette, in 2018 nog verfilmd met Keira Knightley als de schrijfster in mannenpakken. Gedurfd misschien, maar in het theater vond toen bijna niemand cross-dressing een probleem, zolang dat beperkt bleef tot het toneel. In Engeland en de VS spraken ze over female and male impersonators, in Duitsland, Damenimitatoren (de mannelijke cross-dressers dan) en in Frankrijk heette het, ‘en travesti’.
De traditionele mannenmaatschappij had er vaak moeite mee. Ze accepteerde dat vrouwen zich als mannen verkleedden als de uitvoering daarom vroeg, maar voor (de dominante) mannen werd het gezien als een stap naar beneden om je als vrouw te kleden. Dat kon vaak hooguit in een platte komedie.
In de jaren 20 was er niet alleen Parijs, maar ook in Berlijn en New York relatieve vrijheid voor lhbt’ers en voor drag. De ballroom-cultuur in New York bijvoorbeeld, een underground lhbt-scene die in hun competities met dans, vogue en pose poogden te imponeren. Madonna verwijst ernaar in haar nummer Vogue. En op Netflix is er nu de serie Pose.
Met de nazi’s kwam aan die vrijheid op vele plekken een eind. Hoewel je later in Parijs nog wel dragclubs had, zoals die van Madame Arthur met transgender Coccinelle (1931 – 2006). Ze debuteerde er in 1953 en ze speelde later in verschillende films.
Je kunt vast ook een lijntje trekken naar het Nederlandse toneel, cabaret en satire waarin mannen vrouwenrollen spelen (Paul Haenen, Koot en Bie, Joop Admiraal, Paul de Leeuw). Hun dames zijn vaak bekende Nederlanders geworden, soms net zo beroemd als de vertolkers van die rollen.
Travestie
Volgens Wikipedia kwam het woord drag op rond 1870.
En zou het oorspronkelijk iets te maken hebben met slepen (to drag) van jurken
over het toneel. Of misschien klopt het inderdaad, zoals ik op de expositie in
Apeldoorn leer, dat drag staat voor dressed ressembling a girl.
Een beetje raar overigens voor een drag king, die op de expositie en ook in de media minder aandacht krijgen. Maar goed, drag, wie realiseert zich nog precies wat het woord misschien betekende? Zoals zo vaak evolueert betekenis. Vroeger was er ook geen onderscheid tussen travestie en drag.
Bijvoorbeeld in de jaren van The Jewel Box Revue. Dat was een rondreizende dragshow (allemaal mannen, een enkele vrouw) die drag terug in de Amerikaanse theaters wilde brengen. Opgericht in 1939, een tijd dat homoseksuele mensen vaak werden gezien als afwijkend en pervers. Om geaccepteerd te worden, werd het erg theatraal gemaakt, over de top. Dan kon het, want was het immers allemaal maar spel. Misschien hebben zij daarmee drag wel de betekenis gegeven van nu.
Bij andere dragoptredens viel de politie soms binnen. Bij mannelijke bezoekers werden dan kledingstukken geteld, ze moesten minstens vijf mannelijke kledingstukken dragen.
Er werd bij die optredens aanvankelijk wel live gezongen, maar later kwam de lip-sync op, playback. Dat was goedkoper. Die lip-sync hoort nu helemaal in de dragscene. Drags worden vaak gezien als showgirls en entertainers. Ze doen optredens waarbij ze bijvoorbeeld Lady Gaga op toneel zetten.
Dan heb je nog Les Ballets Trockadero de Monte Carlo, waar een groep van ballerino’s in tutu’s en op spitzen (en travesti) klassieke vrouwenrollen parodiëren. En je had Andy Warhol, waarvan een aantal reproducties in het Coda te zien zijn. In zijn circle liepen zestig jaar geleden trans personen en drag queens rond, zoals Candy Darling en Holly Woodlawn.
Tot de jaren 60 werd er weinig onderscheid gemaakt tussen drag en travestie. Maar daarna kreeg een heteroseksuele man die graag vrouwenkleding droeg het stempel travestiet. Een drag queen was vanaf toen een (homoseksuele) man die gekleed ging in uitbundige vrouwenkleding. En zo optrad. Dat was ook zeker geen transgender die zich al van jongs af aan vrouw of man voelt, anders dan het geboortegeslacht. En onafhankelijk van seksuele identiteit: homo, bi of hetero.
Drag queens zijn nu meestal professionals die performances doen op podia. Ze zijn zichtbaar in de media, in RuPaul’s Drag Race, met Jennifer Hopelezz, Dolly Bellefleur, Conchita Wurst, Lady Galore. En ze geven altijd veel aandacht aan uiterlijk, gedrag, make-up en hun optredens.
Een drag queen vraagt zich bijvoorbeeld af: hoe loop je zo natuurlijk mogelijk op stiletto’s van twaalf centimeter? Hoe breng je de mooiste flamboyante make-up aan? En hoe glans en glitter je op toneel? En dat doen ze dan, prachtig!
“We zijn aan elkaar gehecht geraakt”, zegt een van de groepsdeelnemers van het taalclubje. Vijf mensen met een beperking die elke maandagochtend bij elkaar komen om taalpuzzels te doen en woorden te leren. Ze vinden het niet zo fijn als de groep van samenstelling verandert. Ze moeten daar in elk geval erg aan wennen. En ze zijn zeer gehecht aan de taalochtend op maandag. Moeilijk als dat weg zou vallen.
Ik voel zo’n soort hechting ook in de leesclub. Als lezers komen we al twee decennia regelmatig bij elkaar om te praten over de gelezen boeken. Maar eigenlijk is de bespreking van die boeken voor de meeste leesclubleden niet meer dan een excuus. Fijn om onderdeel te zijn van een groepje mensen die je interesse delen en waar je gewaardeerd wordt. Zo ben ik ook gehecht aan het wekelijkse koffieuurtje met de buurvrouw.
Bij hechting denk je misschien vooral aan de genegenheid van een kind voor zijn ouders. Die veiligheid en vertrouwdheid. Het gezin is een uitvalsbasis waarvandaan ze de wereld durven te verkennen, maar altijd weer op kunnen terugvallen.
Zoiets geldt ook voor ‘thuis’, een plek die je eenzelfde soort veiligheid en vertrouwdheid biedt. Normaal gesproken dan, want het kan helemaal verkeerd gaan. Ik las net een artikel over femicide, over mannen die hun vrouw zo’n beetje als bezit zien en haar uiteindelijk doden. Dat is nog maar het topje van de ijsberg van huiselijk geweld.
Hechting, heimwee, verlangen naar veiligheid. Rondom die gevoelens cirkelt deze blog. Geïnspireerd door het taalclubje van mensen met een beperking en de uitspraak die ik er optekende voor een interview voor Digitaalhuis Wageningen.
Casa de la Alegría
Terug naar hechting tussen kinderen en ouders. Daar zijn vele
boeken over geschreven. Hoe belangrijk is hechting, een veilig gezin, een band
met een liefhebbende vader en moeder voor een kind en wat betekent het als dat
ontbreekt?
Ik denk aan ontsporende kinderen, criminaliteit, seksueel misbruik. Ik ben behalve bij het Digitaalhuis ook vrijwilliger bij La Casa de la Alegría, een project in Bolivia waarin kinderen die dat hebben meegemaakt weer op het spoor geholpen worden. Ze hebben moeite met hechting omdat ze in hun korte leven te vaak teleurgesteld zijn door ouders die drinken, slaan, hen verwaarlozen of nog erger dingen doen. Onveilige hechting waardoor ze zich vervolgens bovenmatig aan een vervangende verzorger gaan hechten, een docent misschien of juist heel onverschillig worden. Want, denken ze, ‘het heeft toch allemaal geen zin; ik ben al vaak genoeg teleurgesteld.’
‘Alle kinderen hebben een gehechtheidsrelatie met hun
opvoeders, maar onveilig gehechte kinderen krijgen veel vaker te kampen met
leer- of relatieproblemen, zijn lastig aanspreekbaar en ontwikkelen een laag
gevoel voor eigenwaarde’, lees ik. Precies dat is wat we ook in Bolivia zien
bij deze kinderen. Een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling. Even
tussendoor: je kunt amigo
worden.
Bindingsangst
De Britse psychiater John Bowlby werd bekend door zijn theorieën
over hechting tussen kinderen en hun opvoeders. Van belang volgens hem is de
reactie van de moeder en voldoende ondersteuning en respect voor de autonomie
van het kind. Ontbreekt dat, dan kunnen leerproblemen ontstaan, problemen met
zelfwaardering en eigenwaarde en moeite met aangaan van relaties. Bindingsangst.
Bindingsangst is misschien een zijweggetje in dit artikel. Niet
alleen de bindingsangst van de flirt die wegloopt zodra er over een huwelijk
wordt gesproken, maar ook die kinderen die al te vaak in de steek zijn gelaten.
Bindings- of verlatingsangst, want kun je anderen dan nog wel vertrouwen? Word
je zodra je je hecht aan iemand niet opnieuw opzij gezet? Dan is het maar
veiliger om de ander af te wijzen voordat die jou kan afwijzen.
Ik heb me afgevraagd of ik zelf last heb van bindingsangst,
in relaties. Misschien wel, maar dan speelt er vast ook nog onzekerheid over
gender mee. Op het moment dat ik een genderrol moet aannemen die me niet ligt,
raak ik in een soort benauwdheid of voel ik een druk waar ik geen antwoord op
heb. Ik verdedig me door te zeggen dat ik gehecht ben aan mijn vrijheid en onafhankelijkheid.
Maar ik denk niet dat dat het is. Ik weet het eigenlijk wel zeker.
Amor
Terug van de angst om te hechten naar veilige en onveilige
hechting. Die kinderen in Bolivia waar we het over hadden, kunnen hun kinderen later
vaak evenmin een veilige hechting bieden. Een vicieuze cirkel die niet eenvoudig
doorbroken kan worden. In Nederland komen hechtingsproblemen ook voor, maar in
het armere, machistische en minder-ontwikkelde Bolivia lijkt het veel
ernstiger. La Casa de la Alegría doet in Cochabamba een flinke poging om
er iets aan te doen en de vicieuze cirkel te doorbreken zodat kinderen meer
zelfvertrouwen en eigenwaarde krijgen. En opdat ze dat weer doorgeven aan hun
kinderen later.
Bij filosoof Peter Venmans in een essayboek over Amor
Mundi, liefde voor de wereld, lees ik dat je om een sterk en zelfbewust
individu te worden, in een liefdevolle omgeving opgegroeid moet zijn en dat je
in een groep moet leven waar mensen elkaar hartelijk en respectvol bejegenen.
Venmans haalt graag Hannah Arendt aan, maar bespreekt ook de Amerikaanse
schrijfster-denker Ayn Rand. Voor Rand stond het zelfbewuste individu op de top
van de berg, maar dat was vooral iemand die genoeg aan zichzelf had. Liefde
voor de wereld en liefde voor de ander waren voor haar verdacht.
Maar ik denk dat liefde voor de ander en een veilige hechting basisbehoeften zijn. En dat zoals Venmans schrijft om een liefdevolle omgeving en hartelijke groep vraagt. Ook al moet je de mensen soms loslaten en je aan de plek niet vastplakken. Kun je dan terwijl je loslaat misschien heimwee voelen naar die mensen, en naar die plek? Is dat goed?
Oké, zo komen we ten slotte bij heimwee, een gevoel in je
lichaam dat verwant is aan hechting. Als kind voelde ik de pijn in mijn buik
omdat ik naar huis wilde. Het verlangen naar de veiligheid van thuis, de liefde
van je ouders, de warmte van hun aandacht. Heimwee heeft misschien vooral op
een plek betrekking, maar je gevoel over die plek staat denk ik meestal niet
los van de mensen daar.
Heimwee, heb
ik net geleerd van Annie van Gansewinkel, hoeft toch echt niet altijd naar
huis te zijn, want je kunt ook naar elders verlangen. Naar zee, naar plekken
die je rust geven, waar je je prettig voelt en thuis, naar plekken waar het goed
is. Bij kinderen voor wie thuis niet altijd zo fijn is, kan ik me voorstellen
dat juist ook een andere plek – een school en een lieve docent bijvoorbeeld – zo’n
plek kan worden. Een plek waar je heimwee naar voelt.
Twee jaar geleden was er een expositie van Jean Tinguely, Machinespektakel, in het Stedelijk Museum te zien. Maar ik vind de kunstwerken van zijn vrouw, Niki de Saint Phalle, veel interessanter. Dansende, rondborstige, veelkleurige vrouwenfiguren. Het is vrolijk, energiek, bruisend. En de Nana’s – zo heten ze – maken je blij.
Ik weet nog dat ik een gevleugelde Nana op het treinstation van Zürich zag, een jaar of zeven geleden. Elf meter groot en 1.200 kilo zwaar. Ik fotografeerde het kunstwerk dat hoog boven de reizigers hing uit alle hoeken, als ‘l’ange protecteur’, een schutsengel voor de treinreizigers. En ik verbaasde me erover dat niemand op dat drukke treinstation een blik omhoog wierp. Want wat een bijzonder kunstwerk hing daar! Haar Nana power raakte me direct, maar van de maker wist ik niets.
Venus van Willendorf
De bio dan, kort. Niki de Saint Phalle werd geboren in
Frankrijk als dochter van een Franse vader en een Amerikaanse moeder. Toen ze
drie jaar oud was, verhuisde het gezin naar New York. Ze raakte getraumatiseerd
als gevolg van seksueel misbruik door haar vader vanaf haar elfde. Later
verwerkte ze deze ervaring in haar surrealistische film Daddy en in
andere kunstwerken. Haar ouders brachten haar onder in een klooster.
Ze trouwde als 19-jarige met schrijver Harry Mathews, een jeugdvriend, en ze verhuisden naar Europa (Parijs) om daar te wonen en te werken. Ze kregen twee kinderen: Laura, in 1951, en Phillip, in 1955. In 1953, na een ziekenhuisopname vanwege een zenuwinzinking, begon ze te schilderen. Als een soort van therapie. Later verliet ze het gezin en ze startte een samenwerking met de Zwitserse kunstenaar Tinguely. Ze maakten samen fonteinen, zoals de Stravinsky-fontein bij het Pompidou-museum in Parijs, en ze trouwden in 1971.
Vanaf halverwege de jaren zestig, hippietijd, kwamen de Nana’s.
Oervrouwen. Zo maakte ze in 1966 voor het museum in Stockholm een ruim 23 meter
grote Nana: Hon (Zij in het Zweeds). Liggend met de benen gespreid.
Bezoekers konden erin gaan via de vagina.
“De eerste Nana, in zachte aardkleuren, doet me denken aan de Venus van Willendorf”, zegt Cathelijne Broers, directeur van de Hermitage in Amsterdam. Ze loopt voor het tv-programma ‘Nu te zien!’ door de expositie in Den Haag, in Beelden aan Zee. Het beeldje, vol van vruchtbaarheidssymboliek, de oermoeder van 20.000 jaar geleden, werd gevonden in Oostenrijk.
En inderdaad, het lijkt wel op zo’n Nana. Of andersom: Nana lijkt op deze Venus. Maar Broers vertelt dat De Saint Phalle zich liet inspireren door een zwangere vriendin. “Billen en borsten in kleurrijke badpakken en altijd een klein hoofdje. Ze noemde ze Nana’s naar het koosnaampje dat ze gebruikte voor haar Amerikaanse gouvernante, een powervrouw in haar leven.”
Tragiek achter de beelden
Voordat ze aan haar Nana’s begon, waren haar kunstwerken veel minder vrolijk. Een trieste bruid met een zware last op haar schouder, waarmee ze ageert tegen de gevangenis van het huwelijk voor vrouwen. Maar ook de Nana’s geven soms grimmig commentaar. Zoals de gouden Nana op een blauw paard, als De Dood met een zeis in de handen, en omringd door afgehakte lichaamsdelen.
Later liep ze een polyestervergiftiging op, door de beelden
die ze maakte. Dat vertaalde ze in een soort van skinny sculptures, vertelt
Broers. Niet zoals de extreem magere figuren van Giacometti, maar kunstwerken
met veel lucht. Want lucht krijgen was nu een probleem.
Weet je iets over haar leven, dan kijk je anders naar zo’n expositie. Dan zie je de tragiek achter de beelden, kun je de power van de Nana’s beter plaatsen misschien.
Het is een ode aan de vrouwelijkheid, jubelt een bericht op de site van het museum. ‘De beeldhouwer heeft met haar Nana een iconisch vrouwbeeld geschapen. Zelfbewust en onafhankelijk dragen de Nana’s een actuele boodschap uit.’ Dat was denk ik ook wat Niki de Saint Phalle wilde, Nana’s als symbool voor de vrouwenemancipatie. Beelden aan Zee verwijst naar ‘het eeuwige debat over de verhouding tussen man en vrouw’ en de #MeToo-beweging. Met haar zwartgekleurde Nana’s maakte ze bovendien een statement in de tijd van de Amerikaanse Civil Rights Movement.
Je kunt je afvragen of de boodschap er niet te dik bovenop ligt, over de top, of dat de kleurrijke beesten en fonteinen, en de merchandise, afbreuk doen aan de kunst. Aan de boodschap van de Nana’s. Ik weet het niet. Het zijn voor mij toch vooral die vrouwenfiguren die spreken, dat verandert niet.
Boze vrouw
Ik kijk in het museum naar de documentaire over haar leven, ‘Niki de Saint Phalle aan Zee’ (26 minuten). Die begint met een schietende kunstenaar. Ze maakte zo ooit kunstwerken waarbij ze verfpatronen uiteen liet spatten op een sculptuur. ‘Ik was een boze vrouw’, zegt ze daarover. “Boos op mannen en hun macht. Ik voelde dat zij me hadden beroofd van de vrije ruimte waarin ik mezelf kon ontwikkelen. Ik wilde hun wereld veroveren, mijn eigen geld verdienen. Boos op mijn ouders, die mij naar mijn gevoel hadden opgevoed voor de huwelijksmarkt. Ik wilde ze laten zien dat ik iemand was, dat ik bestond en dat mijn stem en mijn schreeuw van protest als vrouw belangrijk waren. Ik was klaar om te doden.” Dit zei ze volgens Het Parool in 1999.
Voor deze documentaire praat Joost Bergman, conservator van Beelden aan Zee, met kleindochter Bloum Cardenas. Ze doen dat in het beeldenpark in Toscane, Le Jardin des Tarots. Een park dat Niki de Saint Phalle vanaf de jaren 80 creëerde naar het voorbeeld van Gaudi’s Parc Güell. Daar wil ik heen.
Haar dromen
Aan deze kleindochter stuurde Niki de Saint Phalle toen ze 61 was een brief waarin ze haar tragische jeugd en het seksueel misbruik beschreef. Daaruit bleek dat haar vader ‘een minnares’ van haar wilde maken. Volgens de brief ging het direct al mis omdat ze als kind de schuld kreeg van de armoede waarin de familie terecht kwam in de crisisjaren. En vader is moeder ontrouw met vriendinnen en Niki’s gouvernante. Die moeder draagt haar op ‘een rijke en respectabele man te trouwen’ en is ook nog antisemitisch.
‘Ons huis was geen thuis van liefde en geluk’, schrijft oma haar kleindochter, nogal een understatement. En daarna, ‘toen ik borsten begon te krijgen’, werd ze vaders object van lust en verlangen. Ze haatte hem.
De brief eindigt positief. Niki de Saint Phalle heeft geprobeerd af te rekenen met het incestverleden en adviseert haar kleindochter niet op te geven. Zoals ze zelf heeft gedaan. Ze werd een kunstenaar die veel van haar dromen kon waarmaken. En die bovendien prachtige en emotionerende kunstwerken heeft gemaakt.
Kun je jezelf kennen? Ik betwijfel het. Want wie ben ik? Ben
ik mijn gedachten, mijn gevoelens en emoties, mijn verlangens, obsessies,
angsten en liefdes, ben ik wat ik doe of ben ik wat ik denk? Misschien helpen
de vragen die bekend staan als de Proust
Questionnaire.
Marcel Proust (1871-1922) heeft de vragen niet bedacht.
Maar hij was wel een van de bekendste personen die de vragen serieus
beantwoordde, wel drie keer in zijn leven. Hij geloofde blijkbaar dat met de
antwoorden van zo’n zelfonderzoek je echt iets van jezelf kunt laten zien. De
eerste keer dat Proust ervoor ging zitten, deed hij dat op verzoek van een
vriendin, Antoinette Faure. Hij schreef zijn antwoorden in haar vriendenboek. Aan
het eind van de negentiende eeuw – de tijd van de romantiek – waren dit soort vragenlijsten,
lijsten die iets vertelden over voorkeuren en verlangens van vrienden populair.
Ik heb net het vijfde deel van Prousts A la recherche du temps perdu gelezen. Daaruit komt iemand naar voren die worstelt met zichzelf en die ook niet altijd meent wat hij zegt of doet wat hij wil doen. Het valt me soms niet mee, bladzijdenlang te volgen wat er tussen de verteller en zijn omgeving afspeelt. Wat hij voelt en wat zijn emoties met hem doen. Toch ga ik nog twee delen proberen mee te voelen.
De vragen.
Wat is voor u volmaakt geluk? – Me erkend of geliefd te weten. Zorgenvrij te zijn.
Wat is uw grootste angst? – Alleen te staan, niemand met wie ik mijn leven, mijn twijfels, mijn gedachten kan delen.
Met welk historisch figuur vereenzelvigt u zich het meest? – Simone de Beauvoir. Ze was meer denker dan doener. Ze was misschien niet altijd consequent in idealen en het leven volgens die idealen, maar ze probeerde het wel.
Welke karaktertrek vindt u het meest irritant van uzelf? – Ik ben teveel met mezelf bezig.
Welke karaktertrek vindt u het meest irritant bij anderen? – Als ze teveel met zichzelf bezig zijn, te overtuigd van het eigen gelijk. Arrogantie en betweterigheid vind ik moeilijk.
Welke verleiding kunt u niet weerstaan? – Noten, ijs, wijn, chocolade.
Wat is uw favoriete reis? – Een reis naar nieuwe plekken, nieuwe avonturen, nieuwe ontmoetingen.
Met welk deel van uw uiterlijk bent u het minst tevreden? – Het mannelijk deel.
Welk levend persoon veracht u? – Politici vaak, mensen die liegen om de gunst van de kiezer. Ik kan wel concreter worden, maar de politicus die ik vandaag nog veracht (Trump bijvoorbeeld), is morgen (hopelijk) verleden tijd.
Waarvan hebt u het meeste spijt? – Dat ik mensen niet altijd het respect, de aandacht en de waardering heb gegeven die ze verdienden.
Wanneer en waar was u het gelukkigst? – Op reis, want daarin beleef ik momenten van liefde, zorgeloosheid, zelfvertrouwen en tevreden rust intenser.
Wat is uw huidige gemoedstoestand? – Twijfel.
U mag een ding aan uzelf veranderen. Wat zou dat zijn? – Eén ding maar?
Wat is uw grootste prestatie? – Die moet nog komen. Ik blijf dromen van de grootse prestatie. Maar voorlopig heb ik artikelen geschreven waar ik tevreden over ben en foto’s gemaakt waarvoor hetzelfde geldt.
Wat is uw dierbaarste bezit? – De brieven van geliefden zijn onvervangbaar.
Wat is voor u het dieptepunt van ellende? – Machteloos toe te zien hoe iets gruwelijk achteruit gaat of misloopt.
Waar zou u willen wonen? – Middenin de natuur.
Wat is uw meest typerende eigenschap? – Rust en gelijkmoedigheid.
Mijn belangrijkste tekortkoming? – Ongeduld, domheid in relaties soms en toch ook te veel eigendunk en tegelijk, te veel bescheidenheid. Of misschien beter: beschetenheid. Dat zijn er al minstens drie, allemaal even belangrijk.
Welke eigenschap waardeert u het meest in een man? – Dat is nogal binair gedacht, maar ik begrijp waar het vandaan komt. In een man: intelligentie, aandacht, twijfel en ook vrouwelijkheid.
Welke eigenschap waardeert u het meest in een vrouw? – Zie de vorige vraag, en ook aandacht en intelligentie.
Wie zijn uw favoriete auteurs? – Mijn favoriet is vaak degene die ik dan lees. Namen? Hannah Arendt, Virginia Woolf, Friedrich Nietzsche, Siri Hustvedt, Anna Woltz. Nee, Proust is bijzonder, maar staat (voorlopig) niet in dit rijtje.
Wie zijn uw helden? – Dan denk ik aan de Jeanne d’Arcs van nu. Greta Thunberg, Malala, Emma Watson, Alexandra Ocasio-Cortez. Eerder had je Rosa Parks en nu zijn er de vele jonge vrouwen die in MeToo hun stem laten horen tegen misogynie en mannelijke zelfgenoegzaamheid.
Eigenschap die ik waardeer bij mijn vrienden? – Hun aandacht en eerlijkheid.
Mijn favoriete bezigheid? – Prousts antwoord is prachtig. Liefhebben, zei hij. Ook mooi: dansen, dan rusten. Of: bewonderen.
Mijn favoriete kleur? – Ook hier is het antwoord van Proust (de kleur van de ogen van mijn geliefde) onovertrefbaar. Ik houd van rood, goud, maar kleuren zijn vaak mooi in combinatie en harmonie.
Mijn favoriete bloem? – Ik weet te weinig van mooie bloemen om een goed antwoord te geven.
Mijn favoriete literaire held(in)? – Alice, van Alice in Wonderland.
Mijn favoriete componist? – Mompou, Ravel, Debussy. En elke componist die droefheid en sfeer in muziek kan vangen. Ik hoorde laatst een prachtig stuk van Hans Abrahamsen in een uitvoering van Barbara Hannigan.
Mijn favoriete schilder? – Ik denk vooral aan de impressionisten.
Mijn favoriete namen? – De namen van de mensen die ik liefheb.
Een karaktertrek die ik zou willen hebben? – Geduld. Ik wil ook meer wijsheid, maar dat is niet altijd karakter.
Een talent dat ik zou willen hebben? – Nog voldoende te wensen: in dans, in muziek en ook het schrijven van een goede roman.
Wanneer zou je liegen? – Als ik zou zeggen dat ik me altijd goed en gelukkig voel.
Wat zeg je te vaak? – “Dat komt morgen wel.”
Hoe zou je willen sterven? – Omgeven door geliefden.
Wat zie je als je in de spiegel kijkt? – Iemand die zich noch man noch vrouw voelt. Mijn sekse misschien niet, maar mijn gender is onbepaald.
Voelde je je ooit ergens thuis? – Ik voel me thuis waar mijn vrienden zijn. Waar ik me gerust en gelukkig voel. Maar het voelt soms ook wel alsof ik thuis kom zodra ik bij vreemden over de drempel stap.
Lijk je nog steeds op wie je vroeger was? – Ja! Nee!
Hoe luidt uw adagium? – Val niet in slaap, maar blijf dromen.
“Hoe ben je nu hier gekomen?”, vroeg ze. Sinds ik mijn auto had verkocht, reisde ik met trein en bus. Reizen naar haar duurde wat langer, maar ik vond het plezieriger. In plaats van me te storen aan opdringerige weggebruikers, las ik een boek. Maar de afstand leek gegroeid. Een reis duurde gemakkelijk twee keer zo lang. Voor mijn moeder voelde het alsof ik verder weg was gaan wonen. Ze had me het liefst om de hoek.
Mijn moeder was mijn morele baken. Dat is ze nog steeds. Als ik me afvraag wat te doen, denk ik vaak aan haar. Wat zou ze ervan vinden? Als ik op een buitenlandse reis ben, wil ik haar vertellen over indrukwekkende plekken en leuke ontmoetingen. Toen ze nog leefde, las ze mijn reisverslagen als eerste, ze googelde me regelmatig, ze maakte zich zorgen om mijn uitglijders, ze volgde mijn leven. Ik volgde het hare veel minder.
Ze overleed zeven jaar geleden. De neiging om even te bellen, is gebleven. Wonderlijk! Regelmatig bedenk ik: dat moet ik haar toch even vertellen. Mijn gevoelens, twijfels, succesjes en mijn beschamende misstappen. Alles wat ze die zeven jaar gemist heeft. Ik kijk naar de telefoon. Voorheen belden we wekelijks even met elkaar. En zo eens in de maand stapte ik in trein en bus om haar even vast te houden en te kussen.
Mijn moeder is mijn voorbeeld. Haar rust en gelijkmoedigheid
kalmeerden me. Ze oordeelde niet snel, en met terughoudendheid. Ze veroordeelde
nauwelijks. In een tijd van snelle oordelen op basis van halve informatie, ga
ik af op wat zij zou doen. Wat zou zij zeggen? Ze probeerde iedereen te
begrijpen. Oké, ze ergerde zich aan onverschilligheid, luiheid en een
onverzorgd uiterlijk. Dat was haar opvoeding en de waarden die ze mij probeerde
mee te geven.
Ik weet nog veel van de reisjes naar haar. En ook van ons 52
jaar lang gedeelde leven. Ik herinner me hoe ik me voelde als ik naar haar toe
ging. En ook hoe ik me voelde als ik weer in tegenovergestelde richting vertrok,
geïnspireerd voor de weken die komen gingen. “Hoe ik hier gekomen ben?” Ik kijk
naar haar zachte ogen die me op een of andere manier altijd zullen blijven
volgen. “Als vanzelf mam. Over de paden van de liefde, de wegen van geluk, de wolken
van verlangen.” Zo zou ik het nooit hebben gezegd, maar zo voelt het nu.